Categorie: Ontmoetingen

Je kunt niet je hart openstellen maar de deur gesloten houden

niets doen

Op de late avond van zondag 6 november krijg ik een telefoontje. Mijn jongere broer (54) is overleden. Na 40 jaar alcohol heeft zijn lichaam het opgegeven. Er komt geen advertentie, geen rouwkaart en geen dienst. Mijn ouders, zo’n beetje de enige mensen die nog contact met hem hadden konden het niet meer opbrengen. Ik had zelf al een jaar of 20 geen contact meer met hem. Rottig doodgaan noem ik dat.

Ik raak er door van slag. Niet zozeer omdat mijn broer overlijdt, dat zat er al jaren aan te komen. Het is meer het besef dat je heel eenzaam dood kunt gaan. Ook als je 3 broers hebt en je ouders nog leven. Dat je als ouder zo ver van je gevoel kunt raken dat je het niet meer opbrengt om je kinderen bij elkaar te roepen en als gezin waardig afscheid neemt van een lid van jouw gezin. Het grijpt me bij de keel en laat mij niet meer los.

Het is inmiddels bijna 8 (!) jaar geleden dat ik mijn eigen zoon voor het laatst zag. Het overlijden van mijn broer is een keiharde confrontatie met mijn gevoelens. Gevoelens van pijn, machteloosheid, boosheid en schuld. Ik ben mijzelf al een aantal jaren – opnieuw – voor de gek aan het houden. Ik maak mijzelf wijs dat ik ‘er vrede’ mee heb. Dat het een afgewogen keuze is. Dat het niet anders meer kon. Het is allemaal bullshit. Wat er in werkelijkheid gebeurd is dat ik het contact met mijn gevoel doorgeknipt heb. De dood van mijn broer is een waarschuwing.

Mijn zoon zit al weer een tijd in de gevangenis. Ik schrijf hem een brief. Daarna hebben we telefonisch contact. Hij klinkt ouder, volwassener. 32 Is hij alweer. Als ik op 13 november de bezoekruimte van de gevangenis binnenstap en mijn zoon zie herken ik heel even dat kleine jochie van 4 die door zijn vader wordt opgehaald voor het weekeinde. We praten 2 uur. Over van alles. Hij spreekt open over zijn gevoel. Ik ook. Het voelt goed. Sindsdien bezoek ik hem wekelijks.

Volgend jaar juli wordt de eerste gelegenheid dat hij vrij kan komen. Kan komen, want dat heeft nogal wat haken en ogen. Tijdens deze detentie (nu 30 maanden) heeft hij zich goed gedragen. Maar justitie, reclassering en hulpverlening hebben weinig tot geen vertrouwen in hem. Hij heeft geen adres, dus hij kan niet naar een meer open afdeling om bijvoorbeeld gefaseerd terug de maatschappij in te gaan. Dit betekent dat er nog wel een jaar bij kan komen. Hoe dan ook; zoals het nu lijkt staat hij vroeger of later weer buiten. Zonder begeleiding, zonder woonplek, zonder netwerk, zonder dagbesteding. Kansloos, in mijn ogen.

“Ik weet niet wat ik nu moet”, zeg ik tegen M. “Wat wil je?”, vraagt zij. Ik vertel dat ik mijn zoon wil helpen in ieder geval kans te maken op een ander bestaan. En dat het uiteraard helpt dat we weer contact hebben, maar dat ik het heel moeilijk vind om ‘toe te kijken’. Er moet zoveel gebeuren. Niet straks als hij vrij komt, maar veel eerder. Er liggen kansen. Hij is gemotiveerd. Hij is clean. Zijn gedrag is veranderd. Hij heeft geleerd. En er zijn uiteraard ook risico’s. Op een nieuwe terugval. Op nieuwe teleurstellingen en op nieuwe pijn. Eén ding weet ik zeker: als hij het alleen moet doen maakt hij weinig kans. Hij heeft iemand nodig. Hij heeft mij nodig. “Ik weet niet wat ik nu moet”, herhaal ik. “Ik kan het ook niet alleen. Niet zonder jou. Als ik echt wil helpen dan komt het opnieuw heel dichtbij. Ook bij jou, ook bij de kinderen.”

“Niets doen is geen optie”, zegt M.
We besluiten er vol voor te gaan, te beginnen met een inschrijving op ons adres.

Je kunt niet je hart openstellen maar de deur gesloten houden.

Beatrijs

imageBeatrijs werd geboren in Overpelt, Belgie. Zij was enigst kind en moeder was reeds 47 jaren oud toen zij, tot haar grote schrik, onder het snijden van een kilo uien een dochter baarde. Beatrijs kwam onverwachts, maar was desondanks niet ongewenst. Haar vader, een begenadigd kasseinelegger, gaf Zijn vrouw een spontane zoen – waarop zij trouwens met een hartgrondig ‘gatverdamme!’ reageerde – en gaf de jonge Beatrijs een stuk metworst, welke zij met smaak opvrat. Ja, de jonge Beatrijs werd reeds met haar op de tanden en een stevige trek geboren. Op de lagere school, welke Beatrijs in de recordtijd van 14 jaar doorliep, kreeg zij de bijnaam ‘Bea de Bever’. Dit kwam omdat Beatrijs op het schoolreisje van groep 4 een groot talent bleek te hebben voor het doorknagen van jonge dennenbomen. Het was zelfs zo dat het doorknagen van bomen een minimale vereiste was om het alsmaar doorgroeiende gebit van de jonge Beatrijs enigszins in toom te houden. Beatrijs woog op haar 16e verjaardag 100 kilo schoon aan de haak. Zij was 1 meter en 60 centimeter groot en twee meter breed. Dit zowel onder als boven, alsook ‘en profile’.
Beatrijs trouwde op 18 jarige leeftijd met Sjef. Sjef was een goeie jongen, simpel en behoorlijk autoriteitsgevoelig. Omdat Beatrijs haar vragen nogal dwingend kon stellen durfde Sjef geen ‘nee’ te antwoorden toen Beatrijs hem vroeg of hij met haar wilde trouwen. Nader beschouwd kun je “HEY, GIJ DAAR!!! KOM ES HIER!!!” misschien ook niet helemaal als een huwelijksaanzoek beschouwen, vooral niet omdat Sjef Beatrijs helemaal niet kende en hij bijna aan de beurt was in de rij bij de kassa van de overvolle Aldi ( waar hij door zijn moeder heengestuurd was om filterhulzen te kopen) terwijl Beatrijs een drietal droge worsten stond te vermalen en helemaal niet in de rij voor de kassa stond. (Beatrijs stond nooit in de rij voor de kassa aangezien zij de gewoonte had alles op te vreten voor zij de winkel had verlaten). Toen Beatrijs en Sjef getrouwd waren gingen zij wonen in Lommel. Dat vond Beatrijs wel zo gemakkelijk, want daar was de camping ook en de camping lag aan een groot bos, met ruim voldoende naaldbomen om eens een weekeindje los te gaan. Nadat Beatrijs Sjef had voorgelicht (“Allez, ge mot uwen stengel hier insteken sukkel!!!” kregen zij samen een zoon; Marie. Dat komt omdat Beatrijs liever een dochter had gewild en Sjef Marie een mooie meisjesnaam vond. Marie trouwde met een andere Marie en de twee Marie’s kregen 2 zonen. En zo werd Beatrijs oma en Sjef ‘hij’, omdat oma Beatrijs weigerde Sjef bij zijn naam te noemen. Beatrijs (en hij) betrokken na het pensioen van Sjef een klein huisje op de camping in Lommel. Omdat er steeds grotere lege plekken in het bos van Lommel werden aangetroffen was het Beatrijs per gemeentelijk decreet verboden nog langer bomen om te knagen en moest zij andere hobby’s zoeken. Het werden er 2; kiezels knagen en bakstenen breken.
En zo kan het voorkomen dat u, wanneer u naar Lommel op vakantie gaat en logeert in appartement a404 ( wat overigens een stacaravan is) het illustere echtpaar Beatrijs en Sjef tegenover u vindt in hun huisje genaamd ‘In d’n Donk’re Wolk’ (het huisje is zo klein dat de woorden moesten worden afgekort). Beatrijs tevreden knabbelend op wat kiezels, of wanneer deze niet voorhanden zijn wat brokken asfalt en Sjef zwijgzaam starend naar de hemel. Heeft u echter iets minder geluk dan zijn de kleinzonen door hun pa en ma op strafkamp naar oma gestuurd. Sjef zwijgt ook dan in alle talen maar oma Beatrijs brult de arme kinders (5 en 7) de gehele dag de meest gruwelijke verwensingen toe, dit alles onder het mom dat zij de jongens wil leren kaarten, ganzenborden of bandenbesparend fietsen. Net voor zojuist het onweer losbarstte hoorde ik oma Beatrijs nog brullen tegen de jongste:”Ge mot goddomme uwen pretkaarten bewaren en houdt godnondeju uwen kaarten omhoog zoda ik ze nie zien kan!!!! Ik ga genen rekening met uwen stommiteiten aanhouden, als ik winnen kan dan zal ik ook winnen gaan.” Toen het joch daarna de winnende kaart op tafel smeet zag ik Sjef voor het eerst grijnzen. Beatrijs rende met het schuim rond de mond het bos in en keerde pas na uren terug.
Er zal een nieuwe lege plek zijn in het bos van Lommel. Want al is Beatrijs de Bever reeds 57 jaren oud, zij heeft nog altijd al haar tandjes.

Hadjara

honor-killing1
Ik herken haar niet meteen. Zij stapt binnen op de briefing van de Directe Hulp Huiselijk Geweld in het kader van de kennismaking. Een nieuwe medewerker. Zij kent mij wel, blijkbaar, want zij stapt op mij af en lacht. “Daar ben ik dan, zoals afgesproken”, zegt ze. Dan zie ik het. Deze jonge vrouw bracht ik een paar jaar eerder van een dorp in Friesland naar een ‘veilige plek’ ergens in het land, Hadjara had destijds nog een andere naam. 24 Jaar was zij toen. Zij was gevlucht uit het huis van haar familie waar zij al een paar maanden gevangen zat. Gevangen omdat zij aan haar ouders had verteld dat zij een Hollandse vriend had ontmoet. Deze vriend was bereid moslim te worden. Ook had Hadjara opgebiecht geen maagd meer te zijn. Haar ouders waren geschokt. Hadjara moest naar de huisarts om een hersteloperatie te laten uitvoeren en kreeg huisarrest. Vanaf het moment dat zij zich had uitgesproken sprak haar vader niet meer met haar. Geen woord. Hadjara mocht niet meer naar school of de sportvereniging. Ook mocht zij haar rijlessen niet meer volgen. Zij mocht geen contact met de buitenwereld meer onderhouden en waar zij ook in huis ging; altijd was er een familielid aan haar zijde om te voorkomen dat zij naar buiten ging of contacten met de buitenwereld onderhield. Haar vriend liet via een kennis weten de relatie te stoppen, het was hem allemaal te bedreigend. Op een dag was zij gevlucht met niets anders dan de kleding die zij droeg en een verlopen paspoort.
Ik denk terug aan de autorit die wij maakten op die vrijdagmiddag in november. Hadjara vertelde over zichzelf, de cultuur waarin zij leefde maar vooral over haar ouders. Een intelligente, jonge vrouw die jaren had geworsteld. Thuis was zij het brave moslimmeisje, buiten was zij een zelfbewuste Hbo-student, verliefd, verwesterd en bevrijd. Tot zij het leven in twee werelden niet meer kon verdragen en het haar ouders vertelde. Ik herinner mij de enorme moed die deze vrouw had. Alles kwijt, iedere band met de familie verbreken en totale onzekerheid. Om maar te zwijgen over het risico op eerwraak. En toch de moed hebben om te geloven dat het goed gaat komen. Dat de vrijheid om zelf te kiezen het allergrootste goed is. Liever opnieuw beginnen, liever alleen, liever de onzekerheid dan de zekerheid van een bestaan waarin anderen voor jou bepalen wat goed voor je is, wat je wel of niet mag en met wie jij wel of niet om mag gaan. Hadjara vertelde over haar opleiding en wat zij later wilde doen met die opleiding. Ik lachte en zei dat het toch wel heel mooi zou zijn als juist zij over een paar jaar bij FierFryslân zou komen werken. “We hebben mensen als jij nodig. Mensen die de cultuur echt kennen. Mensen die de dilemma’s echt snappen. Wij kunnen de pijn wel invoelen, maar jij kunt meer. Jij begrijpt veel meer van de context.” Toen ik haar op de plaats van bestemming afzette zag ik Hadjara voor het eerst gespannen en nerveus. “Het komt goed. Jij komt er wel”, zei ik toen ik afscheid van haar nam.
En nu stond zij hier. Een paar jaar verder, gediplomeerd, trots en stralend van energie en kracht.
Prachtig!!

Ik hoop dat het verhaal van Hadjara zo gaat als ik het hier schets.
De werkelijkheid is namelijk dat het nog maar kort geleden is dat ik haar naar een veilig adres bracht. Dat ik er in geloof dat het kan gaan zoals ik het beschrijf geeft mij hoop.

En hoop is toch wel een van de belangrijkste ingrediënten die we nodig hebben om als hulpverleners te kunnen en blijven doen wat we doen.
Moed en hoop, dat is een sterk team.

Lochem, kaneelkoek en de dood

bamigoreng

Rob is rust, altijd. Als dit de maffia was, dan was Rob de capo di tutti capi. Dicht bij iedereen, maar met gepaste afstand. Koffie, donkerzwarte koffie. De eerste foto. Een beleefde hand voor een nieuw gezicht. Open deuren, letterlijk. Licht. Kaneelkoek en soesjes, van een bakker met een andere voornaam dan Bart, want zo gaat dat hier nog, in Lochem. Er moet meer koffie komen, maar hoe. Henk Jan is al boven met twee vrouwen, dat is geen optie. Grote kerels, klein apparaat. Dementieel tafereel. Aan knopje uit, of uit knopje aan? Koffie! (En waar is de koelkast?)
Bang! De dood struikelt met een klap op de hardhouten tafel. Welkom, want zwijgen is nooit een optie. Woorden kussen voorzichtig aan haar tranen, het is goed. Zo gaat het en zo moet het gaan. Blonde God en testament. Nieuwe plannen, media. Punkmedia. Wraak! Want wraak is zoet, dus een soesje. En kaneelkoek. (Aha, daar is de koelkast dus!)
Mijn Moment, als tijdsbeeld. De tijdgeest.
De motor brult, want Burgwerd roept.
En ergens in Lochem zet een bamibakker glimlachend de pannen op het vuur.

Bedankt Sandra, Anna-Maria, Rob en Henk Jan.

Dolen in het niets

oude-man

Het was niet dat het op volgorde stond. Voor ieder ander was het een verzameling ondoorzichtige ruimtes vol met ladekastjes. Alleen hij kende de indeling. Intuïtief. Er was geen plattegrond, geen database op een computer en zelfs geen ouderwetse Rolodex. Er waren kamers met kasten waar hij dagelijks kwam, en er waren kamers met kasten waar hij al in een eeuwigheid niet was geweest. Dat waren stoffige kamers, met kasten met piepende deuren en lades die zich nauwelijks wilden laten openen. Maar als het nodig was, als de tijd daar was, dan was het er. Altijd. Vroeg hem naar het WK van 88 en hij ging naar de juiste kast, opende een van de vele lades en pakte uit de grote stapel kaarten die van het WK 88. Feilloos. Gaf hem de opdracht om de oppervlakte van een cirkel uit te rekenen en hij kwam met de formule. Vroeg hem naar de juf van de 3e klas HAVO en hij gaf je de naam, de haarkleur en het karakter. Het duurde misschien wat langer, niet omdat hij het niet kon vinden maar omdat de scharnieren van de kast wat roestig waren en de lade enigszins vastgestofd zat. Nieuwe herinneringen kregen een plekje in een nieuwe kast, of werden toegevoegd aan een lade van een bestaande kast. Hoe werd bepaald wat in welke kast en welke lade werd opgeborgen wist niemand, ook hij niet. Het gebeurde gewoon. Er waren genoeg ruimtes, genoeg kasten en voldoende lades om een heel leven in op te bergen. Een heel leven aan herinneringen, vaardigheden en vermogens.
Dacht hij.

Het begon heel klein, nu een jaar of drie geleden. Terwijl hij in de supermarkt stond kon hij het boodschappenlijstje niet meer vinden. Nee, niet het briefje dat mensen maken waar op staat wat je moet kopen, dat had hij nog nooit gedaan. Nee, hij kon het kaartje niet vinden in de lade waar het zou moeten zijn. En het was niet dat hij de juiste kast niet opende, of in de juiste lade keek. Het was zelfs het juiste kaartje dat hij pakte. Er stond alleen niets op. Het overkwam hem steeds vaker, zo’n leeg kaartje. En wat erger was, hij raakte hele kaarten zoek. Opende hij een kast, trok hij de juiste lade open zat de kaart die hij nodig had er niet in. En hoe hij ook zocht, de kaart was niet te vinden, alsof hij nooit bestaan had en hij hem nooit beschreven had.
En het werd snel erger. Niet alleen trof hij lege kaartjes, er raakten kaarten zoek. Vijftien maal vijftien bijvoorbeeld. Hij kon de kaart niet meer vinden waarop vastgelegd was hoe hij dat moest uitrekenen. De kaart met de bediening van de televisie raakte zoek, de kaart met telefoonnummers: weg.
Binnen een jaar was hij hele lades kwijt. En het duurde niet lang voor hij complete kasten met tientallen lades en duizenden kaarten kwijt was. Uiteindelijk was zijn eens zo complete archief vergaan tot een chaotische verzameling van niet tot elkaar samenhangende kasten, lades en rondslingerende kaarten met niet relevante informatie. Bij ‘fiets’ riep hij ‘slag’, ‘karbonade’ werd ‘kluif’ maar meestal kon hij in het geheel de bijbehorende kast, lade of kaart niet meer vinden. Dan greep hij zich maar vast aan de eerste de beste kaart die zich aanbod.

Er zat uiteindelijk niets anders op dan hem op te nemen in een verzorgingshuis. Met dichte deuren ter bescherming en verzorging voor de dag en nacht. Vaak zit hij daar in de binnentuin. Stil, een beetje gebogen met ogen die dolen in het niets.

Kijk vanavond naar deel II van ‘DementieEnDan‘.