Tag: gewoonte

Even laten poetsen

laten-poetsen

“Heb je al een cadeautje gekocht voor mij?”, vraagt mijn vrouw over de telefoon.
Denk nou niet dat zij bang is om wat te kort te komen. Nee, mijn vrouw is echtgenoot en moeder, dus zij wil de dingen geregeld hebben. Ik koop het gezamenlijke cadeau en dat moet wel geregeld zijn.
Anders staat mijn vrouw voor lul, sta ik voor lul en staan de kinderen voor lul.

Mijn vrouw heeft het cadeau ook al uitgezocht. Ik vermoed dat het feit dat ik niet gevraagd heb wat zij wil hebben hierbij een rol speelt. Aan de andere kant wil zij graag nieuwe oorknoppen, en smaak is persoonlijk.
Ik heb op mijn bureau dus 2 print-outs liggen van foto’s die zij heeft genomen van de etalage bij de plaatselijke juwelier.
Kandidaat cadeautjes zogezegd.

In de juwelierszaak sta ik oog in oog met een vrouw die nergens meer van opkijkt. Dat straalt zij ook uit. ‘Ik kijk nergens meer van op!!’, je ziet het aan haar houding, de woorden liggen op haar lippen en het straalt uit haar terneergeslagen ogen. Deze vrouw zou zonder blikken of blozen een gaatje in mijn glans prikken wanneer ik er om zou vragen. Al was het maar om vol te houden dat zij nergens meer van opkijkt.
Ik verkondig vrolijk dat ik een opdracht, nee, een missie heb. De vrouw kijkt er uiteraard niet van op. Zij kijkt ook niet op wanneer er een andere vrouw binnenstapt – die overigens de indruk maakt ook echt helemaal nergens meer van op te kijken – en zonder verder wat te zeggen of iemand te groeten via de de deur in de hoek van de winkel in het niets verdwijnt.
Ik pak de print-outs uit mijn zak en wijs aan welke oorknoppen ik wil kopen en vertel haar waar ze liggen in de etalage. De vrouw knikt en maakt aanstalten om de oorbellen te pakken.
Even later liggen de beide knoppen op de toonbank.

“Mooi!”, zeg ik. De vrouw kijkt daar natuurlijk niet van op.
Ik laat de vrouw zien wat mijn echtgenote voor de zekerheid op de print heeft geschreven: ‘even laten poetsen’.
“Ik zal ze even in bad doen”, zegt ze zonder op te kijken. “Niet dat ze er veel lichter van worden, dit zilver is gewoon wat donker.”
Even later gaan de twee knoppen glanzend (en veel lichter) in een knoppendoosje, grijpt de vrouw blindelings een precies op maat gesneden velletje inpakpapier, maakt er een pakketje van en plakt er als laatste een gouden kunstroosje op.
“Dan wordt het 36 Euro en 50 cent”, zegt zij.

Wanneer ik de deur uit ben realiseer ik mij dat ik mijn muts en handschoenen in de winkel heb laten liggen.
“Oeps!”, roep ik terwijl ik mij omdraai om ze te pakken.
De vrouw staart mij wezenloos aan.
“Als je maar niet denkt dat ik daar van opkijk”, lijkt ze te denken.

Sociale kanker

Er heerst een sociale kanker in dit land. Het is niet direct een kanker waar je aan sterft, het is wel een kanker die dodelijk is. Dodelijk voor het geloof in mensen, in systemen en in instituten. Dodelijk voor optimisme en dodelijk voor het vertrouwen in een goede afloop. Het is een kanker die cynisme aanwakkert, die agressie oproept en wanhopig maakt. Het is een kanker die dom maakt, die afstompt en die mensen murw maakt. De sociale kanker waar ik het over heb maakt iets stuk dat mij lief is. Die kanker vernietigt namelijk de brug tussen wie we zijn en wat we doen.
Ik noem het een kanker omdat het een kwaadaardig fenomeen is en op zeer agressieve wijze door allerlei organisaties heen lijkt te woekeren.

Dit land krioelt van medewerkers en functionarissen die – om te overleven wellicht – de koppeling tussen wie zij zijn en wat zij doen hebben doorgeknipt. Zij draaien scripts af, lopen protocollen na en daarna evalueren zij elkaar. Zij spreken met u en mij naar een vooropgesteld eindpunt, een vooraf vastgelegde conclusie toe.
Wat u of ik aan de andere kant van de balie, de tafel of de telefoon ook aan argumenten inbrengen, wat er ook kan zijn dat nu juist onze situatie anders maakt dan die honderdduizenden die ons voorgingen; het maakt niet uit. Daar is het script niet op ingericht, daar is de medewerker niet voor geautoriseerd en dat leidt nooit naar het vooropgestelde resultaat. Niemand ‘gaat’ ook nog ergens over. In ieder geval nooit iemand waarmee jij spreekt. En zij die er over gaan krijgt u niet te spreken, zitten op een andere vestiging, werken niet op woensdag, zijn op vakantie, of ziek.

De functionaris in de eerste lijn – de frontlinie zeg maar – waarmee u aan tafel zit weet het ook wel. Hij of zij heeft van de directie de opdracht gekregen ‘geen uitzonderingen toe te staan’. Jou naar de directie verwijzen die dat geestdodende, dwaze en ronduit domme decreet heeft uitgevaardigd kan niet. Dat heet falen, je werk niet goed doen. Dat komt als een boemerang bij je terug. In het volgende voortgangsgesprek en het verkleint je kansen om uit deze shithole te komen.
Wat de functionaris er van vindt, wat de functionaris voelt en wat de functionaris tussen de regels hoort doet niet ter zake. Is ongewenste ballast. Moet worden losgelaten.
En dus wordt na verloop van tijd de navelstreng die ooit de mens met de functionaris verbond doorgeknipt.
Wat overblijft is een geprogrammeerd bloed rondpompend instrument ten dienste van de organisatie.
Luisteren, zien en voelen – of mens zijn – doe je maar in je eigen tijd.

De derde maand niet roken

Vandaag gaat de derde maand in dat ik niet rook.
Ik voel me perfect, ben een paar kilo zwaarder maar groei niet meer en het mooiste is: ik piep en hoest niet meer.
Niet meer hoesten en piepen dat geeft echt veel minder zorgen. Dat je je niet continu afvraagt of je laatste uur al geslagen heeft bijvoorbeeld. Dat je niet iedere lach in een hoestbui eindigt.

En toch…
Volgens mij komt nu de gevaarlijkste maand.
Ik heb nu namelijk ook zo af en toe de gedachte om er weer een op te steken. Het gevoel dat die grens tussen roken en niet roken heel dun is.
De gedachte aan roken, aan rook vervult mij niet met genoegen, dat niet. Ik weet gewoon dat ik het niet eens lekker zal vinden.
Maar die momenten, dat ik buiten loop in de vrieskou, met een heldere hemel en een zonnetje.
Om dan een peuk op te steken.
Man, wat kon dat lekker zijn.

Nou ja.
Ik heb 2 maanden gehad en ga die 3e ook gewoon doorkomen hoor.

312 keer ruzie om niks?

Wanneer u zich ook maar in de verte herkent in dit artikeltje op Powned waarin wordt verteld dat koppels gemiddeld 312 keer per jaar ruzie maken, ga dan snel scheiden.
Heus, u neemt uzelf niet serieus en u neemt elkaar niet serieus. U bent een belediging van elkaars intellect. U bent elkaars aandacht niet waard, u bent onvolwassen, u wilt helemaal geen relatie.

U kunt het mij niet uitleggen. Hoe je meer dan twee keer ruzie kunt maken over baardstoppels in het afvoerputje, sokken die binnenstebuiten in de wasmand liggen, wc brillen die omhoog staan of juist niet, lege rollen toiletpapier die niet vervangen zijn, een fiets die niet in de schuur staat, een parasol die open is blijven staan of het lege McDonnald’s zakje dat achterbleef in de auto.
Geen van deze items is namelijk ooit een relatieprobleem, of komt maar in de buurt van een relatieprobleem.
Het is altijd uw probleem, of het probleem van die ander.
En wanneer je elkaar ook maar enigszins serieus neemt dan los je zo’n probleem op. Is het niet in één keer, dan is het wel in twee keer. Nou goed, voor de werkelijk hardleerse figuren doe we er een derde keer bij.

Stel ik trek m’n sokken altijd binnenstebuiten van mijn voeten en flikker het koppel stinklappies zo de wasmand in. En stel dat mijn vrouw de was doet en die vieze stinksokken weer uit elkaar moet vogelen. Dan zal zij mij vertellen dat ze daar een enorme hekel aan heeft. Dat zij niet ingehuurd is om mijn sokken om te draaien. Dat zij niet mijn moeder is. Dat ik anders m’n eigen sokken maar was. Of m’n sokken na gebruik maar moet wegmieteren en wekelijks een tas nieuwe sokken bij de HEMA moet aanschaffen.
Of, lieve schat van mij, draai godverdomme zelf je vieze stinkertjes even om!

En nu komt het:
Voor wie is dit belangrijk? Vind ik de klacht zo ridicuul dat ik er gewoon schijt aan ga hebben? Vind ik dat ik het recht heb mijn sokken omgedraaid in de was te gooien? Vind ik dat mijn vrouw niet moet zeuren?
En mijn vrouw? gaat mijn vrouw nu echt mijn sokken niet meer wassen? Gooit zij mijn smerige sokken voortaan in de garage? Naast mijn vishengel en biljartkeu?
Als een van beiden er ook maar een keer echt een punt van maakt, als een van beiden de ander ook maar een beetje serieus neemt, dan is het probleem toch opgelost?

Ik draai voortaan mijn sokken om, omdat zij dat graag wil, omdat ik het snap, omdat ik het – nu ik er over nadenk – een hele gore gewoonte van mijzelf vind, omdat ik er geen ruzie over wil maken, omdat ik het voor haar over heb, omdat ik van haar houd, of om welke andere reden dan ook.
Probleem opgelost.

Mijn vrouw kan ook denken: laat maar. Ik was die sokken zo wel. Omdat het de moeite niet waard is, omdat hij zoveel andere kanten heeft die wel heel leuk zijn, omdat hij wekelijks een bloemetje voor me meebrengt, omdat ik altijd de pannen laat aanbranden die hij dan weer schoonmaakt, omdat hij niet zanikt over die vieze maandverbandjes van mij en onze dochter die hij steeds tegenkomt, omdat hij toch niet verandert, omdat zijn aandacht nu eenmaal ergens anders is als hij z’n sokken uittrekt omdat, nou ja, omdat.
Probleem ook opgelost.

WAAR gaat uw ruzie nu eigenlijk over wanneer jullie voor de twaalfde keer deze maand schreeuwend tegenover elkaar staan boven een wasmand met niet omgedraaide smerige stinksokken?
WAT zit u nu eigenlijk dwars?
WAAROM bent u niet eerlijk?

Emoticons?… my (_*_)!!!

Emoticons, voor wie niet weet wat het is, kijk even hier (dank je @slijterijmeisje).
Er zijn weinig mensen die neutraal over emoticons zijn. Je hebt grofweg mensen die erg handig vinden en je hebt mensen die het ronduit verafschuwen.
Hoe dat komt is wel uit te leggen.

Mensen die de emoticon handig vinden vertellen je dat je er de boodschap een duidelijke ‘lading’ door kunt geven. Een lach, knipoog, frons of noem maar op welke emotionele lading je aan een bericht wilt toevoegen. Ook wordt gezegd dat het de boodschap kort houdt. Je hoeft niet te typen: ‘en dat vind ik lachen’, je typt gewoon de bijpassende emoticon.

De tegenstanders kijken daar wezenlijk anders tegen aan. Zij vinden dat je iets met behulp van taal duidelijk moet kunnen maken. Of dat een emoticon een diskwalificatie of onderschatting van de ander is. De ander moet zijn best maar doen om te snappen wat ik bedoel, hoor je ook. ‘Vroegtijdig klaarkomen’, vond ik een hele mooi argument tegen de emoticon (via @binnenstebinnen).

Eigenlijk, als ik de reactie zo lees, lijkt het er een beetje op dat de gebruikers van emoticons onzeker zijn of hun boodschap wel goed begrepen wordt en de bedoeling extra kracht willen bijzetten, en de emoticon hater is juist van mening dat hij wordt onderschat, als onvoldoende capabel wordt ingeschat om zelf de boodschap die hem of haar wordt toegezonden te interpreteren.

Kijk ik naar mijzelf dan gaat dit wel op.
Ik gebruik emoticons. Maar over het algemeen alleen wanneer ik of de ander niet voldoende kan inschatten en onzeker ben of de boodschap wel overkomt, of ‘geen zin in gezeik’ heb. Dat betekent: voor dat het verkeerd wordt opgevat zet ik er maar een emoticon bij.

Er zijn ook mensen bij wie ik NOOIT een emoticon zal gebruiken. Omdat het inderdaad alle spanning uit de communicatie haalt.
Mensen waarmee je van die taalgevechtjes voert.
Dan is iedere emoticon gewoon een verliespunt.

Wanneer ik je dus geen emoticons stuur, dan sta je bij mij heel hoog aangeschreven.

(Om gezeik, misinterpretatie, gemok en zure reacties te voorkomen zou ik achter deze zin eigenlijk de volgende emoticon moeten plaatsen ;-) Maar, dat doe ik dus niet)

(Met dank aan @G_Leeuwerke voor de geweldige titel!)