bietjes

“Jus?” Willem van Amerongen keek naar het witte bord met de citroengele rand. Vier aardappelen, kruimig gekookt. Een aan weerszijden bruin gebakken verse worst (grof, rundvlees) en een met gedroogde gebakken uitjes opgeleukte lepel rode bieten. Hij keek naar de kruidnagelteen die als een afgeknipte kalknagel uit het rode, veel te natte bietenschaafsel stak. Hij zag de over een kwart van de tafel gedekte plastic kleed, de grijze olifanten die van het kleed leken weg te willen lopen, de onderzetters van touw en de pannen, het bestek en de altijd bij iedere maaltijd aanwezige pot met zoetzure augurken. Een stilleven. Zijn stille leven. De arm van zijn vrouw hing boven de tafel, de stalen sauslepel tussen haar vingers. “Willem? Wil je jus?” Het was dit moment dat het leven van Willem van Amerongen voorgoed veranderde. Er knapte iets. De elektrische signalen in zijn hoofd weigerden de gebaande paden te volgen opdat zijn mond “Ja graag” zou spreken. In plaats daarvan liep Willem van Amerongen rood aan en terwijl hij met een ruk opsprong, ramde hij zijn beide gebalde vuisten met al de tot zijn beschikking staande kracht in het bord bieten en brulde: “Nee, godnondeju!!!!!!! Ik wil geen jus! Ik wil godverdomme neuken!!! Neuken!!!! Hoor je mij??? Neuken, neuken, neuken!!!!” Bea van Amerongen, geboren de Vries liet de sauslepel van schrik uit haar handen pardoes boven op haar glas water vallen. Willem van Amerongen stond daar, de bieten tot in zijn haar. Druppels bietensap als bloedende tranen rollend over zijn gezicht. Met gebalde vuisten, als aan de grond genageld. De stilte die volgde was oorverdovend en werd na enkele, uren durende seconden verbroken door een kledder warme prak die de weg terug zocht van het witte plafond naar de tafel. Keffer, de zwartbruine Dwergpincher, gealarmeerd door al het tumult zag haar kans en greep de worst die op de planken vloer was geland. Willem van Amerongen zag het en er verscheen een verbeten grijns op zijn gelaat. “Ik wens u samen vooral een smakelijke voortzetting, godverdomme!”, brieste hij. Daarna verliet Willem van Amerongen de woning aan de Planetenlaan 111 om er nooit meer naar terug te keren.

En terwijl Willem van Amerongen de Planetenlaan uitbeende, kauwde Keffer tevreden op de verse worst, keken de buren van nummer 109 nieuwsgierig uit het raam en zocht Bea van Amerongen, geboren de Vries, naar een doekje.