Tag: geluk

Chasing Cars

Forget what we’re told
Before we get too old
Show me a garden that’s bursting into life

De N31 op vrijdagmiddag. Chasing Cars van Snow Patrol op de radio. Ik luister. Voor het eerst, denk ik. En huil. Zo we al niet met een beschadigd zieltje geboren worden, opgroeien doen we niet zonder de nodige krassen, deuken en barsten op te lopen. Het maakt ons ook tot unieke individuen denk ik.

We kunnen het nog steeds. Ingraven in onze eigen waarheid. Elkaar bestoken vanuit de loopgraven. Wel naar elkaar kijken maar zonder elkaar te zien. Luisteren maar niet horen. Elkaar pijnlijk raken zonder aan te raken. Jij, als het grote gevaar voor het ik.

We zijn alleen maar angstig. De krassen, deuken en barsten worden aangeraakt als ware het blootliggende zenuwen. Geen houding, geen woorden, geen gedrag beschermt ons tegen het kunnen aanraken van die pijn, bij elkaar. Alleen jij kan dat bij mij. Alleen ik kan dat bij jou.

Wat ons bindt, overwint, Gelukkig. Altijd weer. Jij streelt mijn ziel, ik kus jouw tranen.

If I lay here
If I just lay here
Would you lie with me and just forget the world?

Ard en Keessie Muts

Aan zijn vrouw te zien lopen ze dik in de tachtig. Zij loopt, nou ja, zij struikelt wat en wordt overeind gehouden door een kruk. Bange ogen, bleek gelaat. Blij dat ze zit. Hem zou je, als hij alleen was, ook halverwege de zeventig hebben kunnen schatten. Lichtblauwe ogen, roze wangen en een pluk dik grijs haar onder een Ard en Keessie Muts vandaan. Hij gaat naast mij zitten en knikt zijn vrouw bemoedigend toe.

Het is vol in de wachtkamer oogheelkunde van het MCL. Op een enkele begeleider na behoor ik met mijn tweeënzestig tot de jongeren onder de wachtenden. Ik kijk naar de man met de Ard en Keessie muts en vraag hoe laat het schaatsen begint. “Wadde?”, is zijn wedervraag. (Friezen houden van een beetje korte zinnen. ‘Pardon, wat zegt u, ik heb u niet verstaan’ is aan een echte Fries niet besteed.) Ik vraag, nu op luidere toon: “Hoe laat moet u schaatsen?”, en wijs op zijn Ard en Keessie muts. “Die heb ik al heel lang”, zucht hij. Hij lacht en een aantal mensen in de wachtkamer kijken geïnteresseerd op wanneer hij op luide toon vertelt: “Als morgen de tocht komt, zou ik zo weer op de schaatsen stappen.” Hij zegt het zonder een greintje zelfspot. “Weer?”, vraag ik hem. “U heeft hem al eens gereden?” Zijn vrouw wordt geroepen en hij zegt tegen zijn vrouw dat ze wel kan gaan, want ‘wij gaan het over schaatsen hebben’. Hij wijst daarbij met een van zijn dikke knuisten afwisselend naar zichzelf en naar mij. Hij vertelt dat hij de tocht acht keer reed, waarvan zes keer uitgereden. “Die van ’63’ zou ik ook hebben willen uitrijden, maar ja.” Hij stopt. Ik vraag hem wanneer hij de tocht dan allemaal gereden heeft. Hij grijnst. “Ach”, zegt hij, “als je ouder wordt ga je steeds meer bazelen. Ik heb vier kruisjes. De eerste reed ik toen ik zeventien was, in ’54” “Dat is lang geleden”, zeg ik min of meer in mijzelf.
“Wadde?”, is opnieuw zijn reactie.

Het blijft een momentje stil. De oude baas zet zijn muts af. Ik reken uit dat de man vijfentachtig moet zijn. Zou je niet zeggen. Dan vervolgt hij: “Bij ons thuis wordt over de tocht nauwelijks meer gesproken. Ik reed hem toen ik zeventien was. Onze dochter reed hem toen ze vijftien was. En toen ging ze dood. Aan kanker.” “Jeetje”, mompel ik, omdat ik niet goed weet of condoleren nog wel kan. “En jij?”, vraagt hij. “Jij sport helemaal niet?” Ik zeg dat ik minstens vijf keer in de week aan hardlopen doe. “Goh”, gaat hij verder, “omdat je ook wel wat zwaar bent.” Er beginnen wat mensen te gniffelen en ik zeg quasi beledigd dat ik niet weet of ik nog wel naast hem wil zitten. Zijn lach is aanstekelijk.

Zijn vrouw is klaar met het eerste onderzoek en schuifelt weer naar haar stoel. “Ach”, verzucht de man: “Wij zijn er nog.” Hij kijkt naar zijn vrouw en geeft haar nog maar eens een knipoog en een liefste lach.
“Wadde?”, vraagt zijn vrouw.

IZZ reclame, erger wordt het niet!

Voorvertoning in nieuwe tab

Na de reclame van Verisure (“Zo kunnen we niet slapen, ik wil dat we een alarm installeren!) dacht ik dat het niet erger kon. Dat het altijd erger kan bewijst IZZ verzekeringen. IZZ verzekeringen bedacht een radiospotje waarin arbeidsethos, emancipatie en het mannelijke rolmodel in één ruk gedegenereerd wordt tot het niveau van de jaren ’50.

Ten eerste

Het is echt verschrikkelijk de achterdeur uit. Een ziektekostenverzekeraar die zegt te geven om jouw gezondheid bedenkt een spotje waar niets anders uit spreekt dan dat het volkomen normaal en legitiem en geaccepteerd is dat je als IC medewerker door alle drukte onbereikbaar bent voor je gezin. En dat het gezin niet beter weet dan je met veel respect en onderdanigheid gevraagd dient te worden ‘of het je wellicht een keer lukt om een avond thuis te komen’, maar, zo niet, ook best.

Het is goddomme 2021! Het is werkelijk schandalig dat medewerkers in de zorg blijkbaar hun gezin in de steek moeten laten omdat het niet lukt om de IC achter te laten. Juist jouw zorgverzekeraar zou daartegen in verzet moeten gaan. Te veel stress en druk op werk leidt tot uitval en ongezondheid. Dat wil je toch niet? Als verzekeraar?!

Ten tweede

Welke zelfstandige, geëmancipeerde vrouw gaat anno 2021 de halve dag onderdanig aan de telefoon hangen om te vragen of mannie nog thuis denkt te komen deze dag? Om een filmpje te kijken? Of zo. Met de groeten van ‘ons’, want er lopen blijkbaar ook nog kinderen rond. Kinderen die een papa hebben die overdag in mensen, en zondags het vlees thuis snijdt? Als het tenminste lukt hoor, want hij moet maar even zien. En, om het feest compleet te maken de afsluitende vraag: “Maar ehh, denk je wel goed om jezelf?”
Aaaarchhh!!!!

Ten derde

Is het niet een bijna schizofrene gewaarwording dat juist een zorgverzekeraar voor zorgmedewerkers de huidige pandemie gebruikt om hun producten aan te prijzen? Sterker, het is niet eens de pandemie zelf die wordt gebruikt, maar meer nog de enorm ongezonde werkomstandigheden van zorgmedewerkers als gevolg van die pandemie!

Alsof de firma Heineken je goedkoop bier aanbiedt omdat je hele salaris deze maand weer in de kroeg is achtergebleven.
Walgelijk.

Valentijn

valentijn

Photo by Harman Abiwardani on Unsplash

Stel, de toekomst kwam niet altijd na het heden
Stel dat ik jou opnieuw ontmoet in het verleden

Stel, de tijd gaf het verschil niet aan
Stel dat tijd uit niets dan ruimte zou bestaan

Stel, mijn grenzeloosheid was niet beperkt tot denken
Stel dat het hoogste woord geen mens kon krenken

Wat had niet kunnen zijn, wat niet had kunnen  zijn

En dan ineens, draai jij je om
Je lacht, je vraagt, je zwijgt
En alles ging zoals het ging
En alles is, zoals zou moeten zijn

Vandaag, ben ik jouw Valentijn

 

KAK!

KAKKAK! Ik voel mij oud! Niet omdat mij voor de vierde keer binnen een uur opnieuw dezelfde vragen worden gesteld. Niet omdat mijn leeftijd heeft bepaald dat ik ben uitverkoren voor dit bevolkingsonderzoek. Nee, het is die blik van de verpleegkundige. Het zijn die iets wat toegeknepen ogen. Dat handje op mijn schouder dat nog net geen aai over mijn bol wordt. Het is die vragende monoloog van de zuster. Als ik zeg dat ik er niet tegenop zie noemt zij mij ‘dapper’. Dapper op een toon zoals je je zoon van 10 dapper noemt als hij een konijntje heeft durven aaien. Dat.
Hier, in dit bed, voel ik mij als een bejaarde. Overgeleverd aan de machinale, grijpgrage klauwen van de zorg.
KAK! KAK! KAK!!!!
En die verdoving voel ik niks van!

Over kak gesproken. Ik lig hier trouwens omdat in mijn kak een beetje bloed werd gevonden. Het gevolg is dat er een cameraploeg opgetrommeld is voor ‘expeditie  dikke darm’. Vanaf het moment dat de camera in mijn anus wordt geduwd wacht ik op het moment dat de regisseur ‘CUT!!’ roept. Grappig eigenlijk: anus, cut. ‘Anuscut’. Wat een cut anus! “Als u blijft lachen kunnen we de poliep niet verwijderen meneer Quest!’ De dokter klinkt rustig, maar wel een beetje streng. Ik besluit mijn associaties maar voor mij te houden. De dokter leek al wat van slag toen ik vroeg of zij de cameravrouw was nadat zij zich aan mij voorstelde. Je moet het lot niet tergen zeg maar. “Zal ik mijn bloeddruk maar een beetje in de gaten houden?”, vraag ik vervolgens monter. “Als u er last van heeft mag u een beetje lucht best laten gaan hoor.” Weer dat handje. Lekker makkelijk trouwens. Hoe weet ik nou of het lucht is waar ik last van heb! Het voelt verdomme of iemand met een stofzuiger in mijn buik zit te wroeten. Straks is het geen lucht en sproei ik de hele behandelkamer, inclusief het camerateam, onder met dunne stront!!
“Het gaat wel hoor”, murmel ik weinig overtuigend. Het gaat ook wel, moet ik eerlijk zeggen. Ik heb het eigenlijk best wel naar mijn zin. Eens zien of ik de afstandbediening van die televisie kan vinden.

“Die verdoving merk ik trouwens helemaal niets van”, merk ik op. Een zuster komt naar mijn kant van het bed. “Maar dat weten we niet hè”, zegt ze grijnzend. “Want u heeft hem natuurlijk wel gehad.”
Hmmm? Ehhh…?
Zal het dan toch de cocktail van Dormicum en Morfine zijn die maakt dat ik daar wel erg lang over moet nadenken?
“Er moet even een poliep naar buiten hoor meneer Quest”, zegt de cameravrouw. “Laat hem een jas aantrekken, het is nogal koud en winderig”, antwoord ik gevat. “Alhoewel, winderig dat moet die poliep wel gewend zijn. Ik weet niet hoe lang hij al bij mij woont?” Nu ben ik gelukkig niet de enige die dat grappig vindt.

Toch gek.
Dat ik niets merk van die verdoving…