Mijn twee jongste kinderen zijn 6 maanden jong en ik besluit om mijn vaste contract met de zorginstelling waar ik werk op te zeggen. Ik kan de combi werken en moederen niet naar mijn zin in vullen en ga fulltime moederen. Althans dat lijkt me de juiste beslissing.

Het pakt anders uit. Moederen is fijn. Af en toe kunnen werken ook fijn. Maar dan wel wanneer ik daar voor kies. Dus ik ga via het uitzendbureau weer aan het werk. Vrij snel kom ik weer in de zorginstelling waar ik nog geen twee maanden eerder mijn ontslag heb genomen.
Zoals een prettige uitzendkracht betaamt zeg ik tegen mijn collega: “Nou zeg maar wat ik kan doen”. Zij stuurt me naar buiten met een vrouwelijke patiënte. De vrouw wil graag naar buiten en wil ook wel afspraken met mij maken om bij me te blijven en met mij terug te keren naar de kliniek na onze wandeling.

We komen buiten, het zonnetje schijnt. “Zullen we het wandelpad op?”, vraagt de vrouw. Ik stem voor. Het is een mooi pad door een aangelegd natuurparkje. We wandelen en keuvelen wat, over het zonnetje, de sneeuwklokjes en de belofte aan een mooi voorjaar.
Dan stopt de vrouw en ze zegt: “Kijk, een reiger”. Ik kijk naar de richting waar haar hand heen wijst.
Dan: een duw van haar en een gil van mij.

Wat gebeurt er? Ik val van het pad. De vrouw heeft me omver geduwd, het water in. Kopje onder.
Wanneer ik boven kom is de vrouw niet meer te zien. Ik voel alleen de ijzige kou van het water en klauter naar de kant. Het lukt me niet om er uit te komen. Het is te koud.
Ik zwaai en roep naar de mannen die wat verder op aan het werk zijn. Het duurt uren – zo lijkt het – tot ze mij zien en mij uit de penibele situatie bevrijden.
Daarna laat ik het over aan anderen. Ik zie fragmenten van roepende mannen, de ambulance, de heerlijk warme luchtdeken, het lachgas. Het wordt warm. En donker.

De vrouw is gevonden, zelf teruggekomen of opgepikt dat weet ik niet.
De politie komt langs in het ziekenhuis, net als een dame van Slachtofferhulp, de teamleider van de kliniek en de collega die mij naar buiten stuurde.
Of ik aangifte wil doen vraagt de politie. Van zware mishandeling. Dat is het wel.
Een verbrijzelde rechterenkel en een gebroken linkerenkel.
De dame van slachtofferhulp wil helpen. “Het is me wat”, zegt ze.
De teamleider en de collega weten niet wat ze moeten zeggen. Behalve dat de vrouw is overgeplaatst naar een andere kliniek.

De enkels genezen weer, na 3 weken mag ik weer naar huis, terug naar mijn kindertjes en mijn liefste. Hij blijft me zeggen dat het mijn schuld niet is. Ik denk dat het voelt als verkrachting, dan weet je ook dat het jouw schuld niet is maar je voelt het toch: de schuld.

Het is alweer meer dan 10 jaar geleden en ik denk dat niemand er ooit nog aan denkt.
Behalve wij, wanneer we buiten wandelen, met de honden en we een reiger zien.
“Kijk een reiger” zeggen we dan.

Dit blog is geschreven door @DePleegzuster.