Tag: verleden

Voor jou, van mij: Onder De Eikenboom

onder-de-eikenboom

‘Onder de Eikenboom’ beschrijft het leven en soms de dood van een aantal van haar bijzondere bewoners.
Onder de Eikenboom is een bijzonder huis. Het is een rusthuis vol herinneringen.
De bewoners van Onder de Eikenboom zijn echte mensen. Al zijn hun namen verzonnen, en al heb ik hen wellicht in tijd en plaats verhuisd, door elkaar gehaald en versmolten.
Zij bestaan, want ik herinner mij hen.

Op 9 december vierde Berend Quest zijn 3e verjaardag als blogger.
In die 3 jaar schreef ik bijna 1000 stukjes op dit weblog.
Van alles wat ik schreef zijn de ‘Eikenboompjes’ mij het meest dierbaar.
Deze stukjes gaan niet over mijn frustraties, mijn onbegrip en/of zaken waar ik mij graag zo boos over maak, maar over herinneringen.

Als blijk van dank voor het lezen, volgen, reageren, de kritische commentaren en de hulp bij het verwijderen van taal- en spelfouten kun je het bundeltje ‘Onder de Eikenboom’ (en een aantal andere leuke e-boekies) hier gratis downloaden.

Als jij mij ooit verlaat

De zee zal mij doen denken
Aan slapen in het zand
Aan hoe de vlam toen oversloeg
Aan de warmte van jouw hand

Dat de wolken overdrijven
Laat de wind dan aan mij weten
Hoe jij die woorden inhoud gaf
Zal ik dus nooit vergeten

Alle liedjes die ik zing
Het mooie aan een vrouw
Toekomst wordt herinnering
Herinnering aan jou
Dit is hoe het gaat
Als jij mij ooit verlaat
Als jij mij ooit verlaat
Als jij mij ooit verlaat

Het leven zal dan verder gaan
De zon die blijft wel schijnen
Alles wat ik had met jou komt eerder dichterbij
Dan dat het zal verdwijnen

Maar in een zoen zoek ik jouw lippen
In een nacht zoek ik jouw rust
Want niemand kan mij raken
Zoals jij mij hebt gekust

Alle liedjes die ik zing
Het mooie aan een vrouw
Toekomst wordt herinnering
Herinnering aan jou
Dit is hoe het gaat
Als jij mij ooit verlaat
Als jij mij ooit verlaat
Als jij mij ooit verlaat

Een uitgesteld afscheid

Pas wanneer hij probeert te spreken herken ik hem. Even trekt hij een wenkbrauw op en verschijnt die ironische glimlach op zijn gezicht. “Rot maar weer op”, is alles wat ik versta.
Er zit een infuus in zijn hals, zijn handen zijn vastgebonden aan het bed. De huid rond het uitgeteerde lichaam doet wasachtig aan. Zijn blik en spraak zijn lodderig, zijn lichtblauwe ogen liggen flets in de kassen.

“Jongen, al val je op straat dood voor me neer, dan stap ik nog over je heen.”
En tot het moment dat ik hem vorig jaar bij toeval aan de telefoon kreeg, zag en sprak ik hem 15 jaar niet meer.
Sinds dit telefoontje spookt het zo nu en dan door mijn hoofd. Overweeg ik om toch weer een keer contact te zoeken. Ik heb de stap niet genomen. Niet omdat ik bang ben voor het aangaan van het contact, maar omdat ik bang ben wat het weer allemaal bij mij los maakt. Ik heb een zwarte, diepe put in mij. Het heeft tientallen jaren gekost om die stinkende put van een deksel te voorzien. En het kost mij zo al genoeg moeite genoeg om het deksel er op te houden.
Ik koester mijn eigen toestand misschien ook wel. De tegenstelling tussen mijn geluk en de diepe frustraties die in mij verscholen liggen. Het stuurt me. Het houdt mij scherp.
Ik heb moeten vechten om te komen waar ik ben. En ik ben dan misschien niet geworden wat ik had kunnen zijn, maar ik ben ook niet geworden zoals hij daar, in dat bed.

De arts van de IC neemt ons apart en geeft een korte resumé van de afgelopen dagen.
Het komt er op neer dat hij, na een conflict bij de opvang van het Leger des Heils de straat op is gegaan, zichzelf een slag in de rondte heeft gedronken en daarna een dodelijke hoeveelheid benzo’s heeft geslikt.
Acht dagen geleden is hij meer dood dan levend het ziekenhuis binnengebracht. Compleet vergiftigd, een zware longontsteking en in coma.
Omdat de artsen niet de hoop hadden dat een lichaam dat al 35 jaar lang gesloopt wordt door overmatig alcohol gebruik dit zou kunnen overleven was overleg nodig.
Deze ochtend kwam hij toch weer bij en een uur geleden ging hij van de beademing.
De onrust van het delier wordt met medicatie onderdrukt. Ironisch genoeg is dat dezelfde medicatie die hij slikte om er een eind aan te maken.
De verwachting is nu dat hij ook dit weer overleeft.

Het is bijna onwerkelijk, maar als ik terugloop naar de IC woedt er een gevecht in mijn hoofd tussen teleurstelling en opluchting. Teleurstelling, omdat ik mij had voorbereid op afscheid. Ik wil dit ook afsluiten.
Opluchting, omdat ik de kans krijg om het op een andere manier af te sluiten.
26 Augustus wordt mijn broer 50.
Als hij het haalt ga ik naar zijn verjaardag.

Contacten

Gezin, familie, vrienden, kennissen, collega’s, Twitter, Facebook, bloggers, Google+, sportverenigingen etc, etc.
Het moderne leven hangt van de vele (digitale) contacten aan elkaar.
Van honderden mensen staan e-mailadressen, telefoonnummers en zelfs geboortedata in mijn telefoon.
Heel veel van die mensen heb ik nog nooit ontmoet, maar we ‘kennen’ elkaar, zo heet dat dan.

Gisteren was mijn vader op bezoek.
De vraag was om hem even met zijn nieuwe telefoon op weg te helpen.
“Mijn contacten staan er al in”, zo vertelde hij trots.
Het zijn er 11.

Mijn vader is oud marineman, was actief bestuurder in voetbal- en zangverenigingen, ambtenaar van de burgerlijke stand, lid van de adviesraad WMO, reed op de Berenboot van de camping en woont in het dorp waar hij ooit geboren was.
Mijn vader kent mensen, denk je dan.

Maar mijn vader is 76, en blijkbaar wordt dan niet alleen je haar dunner.

Valse Geschiedenissen

Ik vind kijken naar de toekomst soms beangstigend.
Niet vanwege (economische) crisissen die ons wellicht te wachten staan, pensioenen die verdampt blijken of het uiteenvallen van het systeem zoals wij het nu kennen. Zelfs mogelijke lichamelijke aftakeling, fysieke beperkingen de achteruitgang van zintuigen maken mij niet ‘bang’.
Het is veel meer het verlies van de flexibiliteit in mijn brein dat ik vrees.

Wanneer ik naar mijn kinderen, naar mijzelf en naar mijn ouders kijk dan lijkt het wel of wij de scherpe hoekjes van onze eigen geschiedenis afslijpen, hier en daar stukjes afbreken en ook nieuwe stukjes creëren om de gaatjes een beetje mee op te vullen. De ‘bijgeschaafde’ geschiedenis gebruiken we vervolgens als onze nieuwe waarheid. Het is niet voor niets dat tien mensen dezelfde gebeurtenis zich op tien verschillende manieren kunnen herinneren. Iedereen modelleert zijn eigen geschiedenis. Iedereen zijn eigen waarheid.

Naarmate de tijd verstrijkt lijken we ons ook steeds meer vast te bijten in hoe wij ons een geschiedenis herinneren. Of beter, de versie zoals wij die hebben ingekleurd, bijgeschaafd, aangevuld, opgepoetst en opgeborgen in ons brein. Naarmate we ouder worden lijkt onze herinnering, onze waarheid steeds minder ter discussie te mogen staan. Als de bijbel van een gereformeerde. Er valt niet aan te tornen, er is geen ruimte voor twijfel en we dulden nauwelijks tegenspraak.
Het is zo. Zo is het gebeurd, en niet anders.

Dat onze versie van de geschiedenis uiteindelijk de enige waarheid is komt volgens mij niet door de wijze waarop wij de herinneringen hebben vastgelegd. Het komt veel meer – ben ik bang – door het afnemen van de elasticiteit van ons brein. Het is niet eens dat we niet willen nadenken of wij het ons wel helemaal goed herinneren, het is veel meer dat we het niet meer kunnen.
We kunnen er niet goed meer ‘bij’, we kunnen ons er niet genoeg voor concentreren, niet meer toe zetten. Het lukt niet meer.
En daarom zeggen we dan maar: ‘Nee, dat zie je verkeerd. Zoals ik het mij herinner, zo is het gegaan.’
Tenminste, dat is mijn angst dan hè.

Misschien is het ook wel een beetje mijn hoop.
Anders moet het bijna zo zijn dat mijn hoofd vol zit met valse geschiedenissen.