In een grote schaal worden ribben van varken (gemarineerd in mosterd) en lam (gemarineerd in munt en olie) om en om gelegd. Het geheel wordt samengehouden omdat het doorspit is met een enorme satéprikker. De schaal wordt verder afgevuld met aardappel en in de oven gezet, eerst gebraden en dan goed afgedekt.
Vlak voor het opdienen wordt er honing overheen gegoten met de jus uit de ovenschaal.

Het is onduidelijk of de aardappels van die kleine Indisch piepertjes zijn of dat het grote kruimige Hollandse zijn. Beide is lekker, maar de smaak is wel heel verschillend.

Eigenlijk is het enige Indische aan dit recept de satéprikker. Als dat een spit in een oven geweest zou zijn was het een puur Europees gerecht. De combinatie van lam met munt is een goede, die van varkensvlees met mosterd is ook een classic, maar samen op een spit. Ik vraag het me af. Hoe zou de smaak van mosterd met munt zijn; zou best goed kunnen, maar ik kan me er niets bij voorstellen.
De dames op dat muurtje wel. En honing met mosterd gaat heel goed en honing met munt ook. Misschien werkt het wel. Maar als het nu in een restaurant op de kaart had gestaan had ik het niet besteld.
Wat ze er bij serveerden zou nu ook nog modern zijn: een jam van tomaten, komkommers ingelegd in azijn, aardappelpuree.
Ik denk dat de vrouwen allemaal dingen tegen elkaar riepen en uiteindelijk op dit gerecht uitkwamen.
Omdat het in commissie verzonnen is, lijkt het net niet echt goed. Maar misschien moet ik het eens maken.

Uit dit gerecht spreekt een experimenteer drang, een behoefte om heel Europees te doen. Maar ook een soort raffinement; kijk maar weer naar de kleuren van de sausen; rood, groen en geel, de combinatie van zuur (azijn) zoet (jam) en bitter (mosterd) en de verschillende tactiliteiten; zacht vlees (met bot) en een geglazuurd laagje, knapperig (komkommer), romig (puree).

Dit recept hoort bij het tweede deel van ‘Het bonbondoosje van mijn oma‘.