In zijn Kwoot van 11 februari reageert Bert Brussen op een incident waarbij een man wordt mishandeld in een trein en later op een station, en omstanders die daarop niet reageren. Ik reageerde wel. Hoe dat is vertel ik hier.

Opnieuw ga ik er van zweten. Opnieuw denk ik terug aan die zomerdag van een jaar of 10 geleden, in Alkmaar.
Ik liep, met vrouw en wandelwagen door het centrum van Alkmaar. In een nauw winkelstraatje liepen drie meiden, stevig gearmd, giebelend voorbij. Een jaar of twaalf. Tegemoet kwam hen een kaalgeschoren opfokker van een jaar of twintig. Fiets aan de hand, schuim op de bek. Deze man wierp zich, met fiets en al, provocerend door de ketting die de meiden vormden heen. Een van de meisjes zei: ‘Nou ja!’ Meer niet. De schuimbek wierp zijn fiets ter aarde en deelde een van de meiden een onnoemelijk harde trap in de buik uit, op het moment dat ik het tafereel passeerde. Ik liep door.
Ik hoorde het geschreeuw van de pillenslikker achter mij, keek om en zag de man in vechthouding, schreeuwend en tierend naar het publiek. Een man die bleef staan kreeg een klap. ‘Wie of er nog meer klappen wilde’, vroeg de gek. Mijn vrouw zij: ‘Niet doen Arno.’ Ik deed het toch.

Ik draaide mij om (ik ben best groot en sterk) liep terug en sloeg, zonder verdere waarschuwing, de dwaas tegen de grond. Ik sloeg hem zo hard dat nu, 10 jaar later, de sporen van zijn tanden nog altijd in mijn vingers staan. De reden dat ik hem zo hard sloeg is simpel: hij moest wel meteen gaan liggen, ik had zelf niet zo’n trek in een pak slaag. De idioot viel, stond weer op en kwam dreigend naar mij toe. Ik haalde opnieuw uit. Weer liggen, en weer opstaan. Nu moet u weten, een ‘normaal’ mens, zonder pillen of andere geslikte, gerookte of gespoten shit was blijven liggen. Geloof mij.
Hij niet. Hij begon te tieren. Dat hij mijn vrouw niet zou vergeten, en mij kind. Dat hij mij zou vinden. Dat er een dag zou komen waarop hij mij, mijn vrouw en/of mijn dochter zou pakken. En wat hij dan allemaal zou doen.
Er waren ongeveer 30 omstanders. Niemand deed iets. Niemand zei iets.
Toen de gek eindelijk begreep dat ik hem desnoods dood zou slaan (dat vertelde ik hem ook) pakte hij zijn fiets en reed weg. Mij trillend, mijn vrouw huilend achterlatend.

Het publiek begon te applaudisseren. Toen wel.
Maar de eigenaar van de winkel waarvoor het incident plaatsvond wilde toch liever niet dat ik bij hem mijn handen ging wassen. Hij moest nog langer mee.
Ik ben naar de politie gegaan, om mijzelf te melden. Mijn overtuiging was (en is) dat de etter in een ziekenhuis beland moest zijn, dat kan niet anders. Hij moest minimaal een kaak, neus of oogkas gebroken hebben. En, ik ging liever mijzelf melden dan dat ik thuis werd opgehaald.
De politie gaf wat pleisters voor mijn hand en zei (letterlijk): ‘Goed gedaan meneer!’ En dat was dat.

Maar niet voor mij.
Zoals ik al schreef, opnieuw zit ik met trillende handen en opnieuw breekt het zweet mij uit.
Ik heb na dit incident jaren, (ja, jaren) met ogen in mijn achterhoofd gelopen. Raakte volledig in paniek wanneer mijn vrouw alleen naar het centrum was en niet binnen de afgesproken termijn terug was. Ik was niet bang voor die  idioot, maar ik was wel heel bang dat hij mij, of mijn vrouw eerder zou opmerken dan ik hem En dat ik een knuppel in mijn nek kon verwachten. Op iedere hoek, na iedere bocht en bij iedere stap.
Ik heb eigenlijk na dit voorval nooit meer prettig rondgelopen in Alkmaar.

Heb ik spijt? Nee. Zou ik het weer doen? Beslist.
Maar er hangt wel een prijskaartje aan.
Dat u het even weet.
Ik raad u niet aan hetzelfde te doen als wat ik deed.
Maar wanneer u niets doet reken dan niet op mijn respect.