Zo. De sneeuwschuiver staat weer in het vet. Net als de schaatsen. De schuur kan weer opgeruimd, de grasmaaier op zijn zomer plekje en de was gaat, net als moeders, weer aan de lijn.
Nu nog die andere container ophalen uit zijn winterstalling en op de parkeerplaats naast die andere vuil containers zetten en we zijn er weer klaar voor.
De grijze bak voor de verpakkingen, de groene bak voor wat we niet opvreten en de witte bak om onze vakantiedagen in weg te gooien.

Kamperen is niets meer dan zelfkastijding.
Of je dat nu in een grote plastic broodtrommel op wielen doet of in een veel te groot plastic dekbedovertrek met stokken, het is allemaal even erg.

Stel uzelf de vraag: ‘Waar doen wij het allemaal voor?’
We werken, we racen, we zijn nooit thuis en we hebben altijd haast. Waarom. Omdat wij zo verschrikkelijk verlangen naar een mooi huis, een fijn huis, een warm huis en een goed huis. Wij zijn die dieren die niet ons eigen nest bouwen, maar het nest van een ander bouwen om zo voldoende geld te verdienen om ons eigen nestje te kunnen laten bouwen. En al dat gebouw, gesjouw en gehaast. Al die energie en al die inspanningen die dat ons kost maakt dat wij nauwelijks tijd hebben om te genieten van die centrale plek in ons bestaan: ons huis.

Ons huis waar de kinderen onder je ogen vandaan groot worden. Daar waar je de beste sex had. Daar waar je alles hebt ingericht zoals jij het wilt. Daar waar jouw geur heerst.
De enige plek waar je oprecht lekker kunt poepen.
Die ene deur met die deuk, van toen je kwaad was. De trap waarop je je geliefde naar de slaapkamer vree.
Dat bed waar je kind werd geboren. De vloerbedekking waar de kots van je zoon van 14 nog een beetje zichtbaar is.
Ons nest waarvandaan onze kinderen zullen uitvliegen naar een eigen leven, op hun eigen nest.
Mooi he.
Toch?

Waarom ga je dan, op die paar vrije dagen die je krijgt, in de een of andere plastic tent of caravan zitten!!!
*Rustig Berend, hier, je pilletje*
Ok..

Nee, niet doen. Niet aankomen bij Berend met die zouteloze bullshit over ‘terug naar de natuur’ en ‘dan weet je weer wat je allemaal hebt’ en zo.
Dat is namelijk pertinent onwaar en ik kan dat bewijzen ook.
Heeft u wel eens kampeerders (u weet wel, die mensen die het fijn vinden om hun vrije tijd op elkaar gepropt in een groot kamp met omheining te gaan zitten) met elkaar horen praten? Over hun ‘tent’ of hun ‘caravan’. Is het u wel eens opgevallen dat zij het dan met name hebben over alle fijne en slimme gadgets? Al die toegevoegde, duur aangeschafte, wankele, gammele en never werkende troep? Ja, die ja. Al die extra’s die er voor moeten zorgen dat het leven in de caravan of tent zo veel als mogelijk lijkt op een normaal leven?

En dan, de campings zelf. En de kampbewoners.
Jawel, Berend heeft heus wel gekrampeerd. Berend heeft zichzelf ook wijs gemaakt dat kamperen ‘leuk’ is.
Maar, dat is het natuurlijk helemaal niet; leuk.

Wat is in godsnaam de humor van op de grond liggen, of in een veul te klein bed?
Wat is er in hemelsnaam leuk aan het midden in de nacht moeten luisteren naar je dronken buurman, en erger, je nuchtere buurvrouw die tegen haar dronken man schreeuwt: ‘Nee, Herman, rot op!!. NU NIET!!’
Is dat ‘plezier? Om met je toilet papiertje in de rij te gaan staan en te mogen poepen na die ongewassen goorlap die gisteravond 40 halve kippen cremeerde op een gaasje en die met een liter of drie knoflooksaus banaal en zonder te kauwen heeft weggevroten? Om van die 2 liter jenever nog maar te zwijgen?

Is dat ‘gezellig’? Afwassen in koud water, samen met 24 uitgekakte, zwaar vermoeide en depressieve Achterhoekse huismoeders?
Vind je dat nou echt lekker? Wat je kookt in je caravan? Of voor je tentje? Meen je dat nou wanneer je zegt dat het ‘heerlijk’ is? Die half lauwe, half rauwe en smakeloze meuk die moeders vandaag weer op haar twee-pits brandertje heeft gebrouwen?

Is het romantisch? Is het opwindend? Zachtjes achterlangs even bij moeders naar binnen glippen in het holst van de nacht? Als de kinderen eindelijk slapen? Als buurman Herman het eindelijk heeft opgegeven?
Als de muggen je tenminste je de kans geven!!?
Nee, nee, nee!
Het is een beetje doodgaan lieve mensen!

En, als laatste, de MKK (Mede Kamp Kneus).
De laatste keer dat Berend kampeerde (het was in Grollo, of all places) reed hij, nadat hij zich bij de kampbewaking had gemeld, de slagbomen voor 2 weken achter hem dichtvielen en hij een fikse kluit euri’s armer was, naar de aangewezen plek. ‘Platz numer ein-und-swansig Bééé!!’, had de lokale kampbewaakster hem vriendelijk toegebruld.

Daar aangekomen keek Berend recht in de tronie van een reeds aan zijn 2, 23e biertje lurkende overbuurman.
‘Hij hoort daar!!’, riep hij.
‘Wat hoort waar?’, vroeg ik beleefd.
‘Hij hoort da-haar!’, wees de man.
En dus ging ik nog een meter of vier de andere kant op om de tent op te zetten.

‘Vanavond bingo!!’, lalde de snuiter nog.