Tag: Therapie

Vreselijke Dialogen: Druppelschema

– Goedemorgen, ik ben dokter Valerie. Excuus dat u even hebt moeten wachten.
– Goedemorgen dokter. Dat vind ik nou eens leuk om te horen.
– Nou, kleine moeite hoor.
– Kan zijn, maar ik kom hier nu voor de, ik denk, 35e keer in anderhalf jaar, moet altijd standaard een uur wachten. Dit is de eerste keer dat iemand zich daarvoor excuseert.
– Wel, ik kan me dat goed voorstellen hoor, dat het gaat irriteren.
– Ach.
– U bent er aan gewend geraakt?
– Het was eufemistisch.
– Oh. Tja, ze plannen gewoon te veel in hè.
– Of ik nou om drie uur ‘s middags kom, of kwart over acht ‘s morgens, ik moet gewoon een uur wachten.
– Kwart over acht kan niet. Het eerste consult is pas kwart voor negen.
– Kun je nagaan. Ik heb al een paar keer een afspraak om kwart over acht gehad.
– Dat kan niet.
– Oh, nou. Dan zullen het mijn ogen zijn. Ik zal het wel niet goed gelezen hebben.
– Tja. Maar goed. Gelukkig ziet u dat we hier niet zitten te niksen maar dat er keihard gewerkt wordt.
– Ehh, nou nee. Dat zie ik niet.
– Er wordt hier anders heel hard gewerkt hoor.
– Dat kan wel zijn, maar ik zie dat niet. Ik zie een bijna lege wachtkamer, een klok en de tijd die voorbij tikt. En de twee dames achter de balie, die kijken zelfs langzaam.
– U druppelt nog steeds hè.
– Jazeker.
– Mag ik het oranje boekje even?
– Die heb ik niet bij me.
– Dat moet wel meneer!
– Mevrouw, doe nou niet. U bent, in anderhalf jaar de tweede die er naar vraagt. De eerste was de overspannen ‘zuster Bea‘.
– Maar daar zit u druppelschema in!
– Nee mevrouw, daar zit niets in, want ik heb dat ding nooit mee.
– Ja maar, u hebt vorige week toch zeker een nieuw druppelschema gehad?
– Nee. Ik heb geen schema gehad. Ik heb een recept gehad en we hebben afgesproken wat ik hoe vaak druppel. Ik ben geen kleuter.
– En de Tymogel nog 1x daags?
– Nee, die is gestopt.
– Niet waar!
– Wel waar.
– Oh, ik zie het hier ja. Ziet u nou waarom dat druppelschema handig is?
– Nee, dat zie ik niet. Ik zie sowieso niet zo goed.
– In ieder geval ziet uw oog er prima uit.
– Ik zie er liever prima mee.
– Dan zie ik u over drie weken weer terug.
– Lijkt me leuk.
– Goedemorgen!
– Goedemiddag. Het is al weer middag dokter.
**

Hoop, Geloof en Kanker

Er is geen andere ziekte die je zo vaak wordt toegewenst als kanker. ‘Krijg de kanker!’, je kunt de wens al toegebruld krijgen wanneer je de auto voor een stoplicht af laat slaan. Nooit hoor ik ‘krijg de griep!’, ‘krijg een oorontsteking!’ of desnoods ‘krijg een lamme sluitspier!’ Altijd moet ik kanker krijgen.
Niemand – ik ook niet – gelooft overigens dat je van al die kankerwensen ook echt de kanker krijgt. Ik bedoel, het is niet zo dat de wachtkamer van de huisarts op maandagmorgen vol zit van mensen die onderzocht willen worden omdat zij in het weekeinde ‘de kanker’ toegewenst hebben gekregen.
(Dat zou een drukte hebben gegeven vandaag. Met een winnaar en een verliezer (en dus twee feesten) in het betaalde voetbal!)

Hoe anders wordt het wanneer er iemand gaat roepen dat we kanker kunnen genezen. Niet alleen wordt zo’n bericht massaal via social media verspreid, wordt er bijzonder veel geloof aan gehecht en kijken maar heel weinig mensen verder dan hun neus lang is, we weten ook haarfijn hoe het komt dat het wondermiddel niet in de zorgwinkels te verkrijgen is.
De op geld beluste farmaceuten onthouden ons de kankergenezing omdat: a) het wondermiddel niet genoeg opbrengt b) er veel meer winst zit in de ziekte dan in de genezing of c) het een natuurproduct betreft waar niet aan te verdienen valt.
Kiest u zelf de gewenste complottheorie of bedenk er zelf maar een.

De laatste dagen is het een artikel onder de titel ‘Scientists cure cancer, but no one takes notice‘ dat op diverse blogs is verschenen en voor de nodige opwinding zorgt.

Echter; net zo min als dat het toewensen van kanker bij iemand kanker veroorzaakt, van het rondbrullen dat kanker te genezen is wordt geen kankerpatiënt beter.
Het gaat hier om een oud verhaal, ik zag het jaren geleden al eens voorbij komen.
Het verhaal betreft het middel DCA, een middel dat wellicht een rol kan gaan spelen in de behandeling van kanker.
Steven Novella schreef hier (vandaag) een helder en leesbaar artikel over op Skepticblog.
Ik beveel het u en alle retweeters, Facebookers, Hyvers en mailers van ‘Scientists cure cancer, but no one takes notice’ van harte aan.

Sjokking

8:45 uur
Mijn afspraak is nu. Ik weet, na ruim anderhalf jaar ervaring als poliloper dat je je daar niet al te veel bij voor moet stellen. Je moet gewoon gemiddeld een uur wachten. Standaard.
De eerste afspraak op de poli wordt gepland om 8:15 uur.
Trap ik niet meer in. Ook dan ben je pas tussen 9:00 en 9:15 aan de beurt.

Aan de tafel zit een enorme man in een rolstoel. Zo te zien is dat de enige klant die voor mij is.
Hij ziet er grauw uit. Bleek, opgeblazen en ontevreden.
Hij krijgt wat druppels in zijn ogen van een bijna tot aan pensioengerechtigde leeftijd afgesleten mannelijke verpleegkundige. Zo’n man die doet wat hij moet doen omdat hij moet doen wat hij doet maar in gedachten bij zijn modelspoorbaan op zolder zit. Weg van zijn collega’s die hij alleen maar in de weg loopt, weg van zijn manager die hem te duur vindt en weg van de artsen die 30 jaar jonger zijn en die niet goed worden van zijn eeuwige gezeur dat het vroeger allemaal zonder computer kon.
‘En zo’n lol in z’n werk hè?’, grap ik als de witte jas weer wegsukkelt.
De man in de rolstoel begint luidruchtig te klagen. Over dat het vroeger anders was. Dat hij anders aan zijn centen is gekomen. Negentig uur werken! Per week! In de horeca meneer. Maar ja, tegenwoordig hè? Het kan allemaal maar.
Ik ervaar diepe spijt en ga met m’n multi-functie-apparaatje aan het rommelen.
De man gromt gewoon door, terwijl zijn ogen de mijne blijven zoeken.
Uiteindelijk wordt de man van achter de tafel weggereden richting de behandel afdeling waar hij weer op de rem gezet wordt. .
Ik zie nu dat hij geen benen heeft. Ook niet tot boven de knie, helemaal geen benen dus.

‘Je kunt wel klagen, maar je hebt geen poot om op te staan!’, bedenk ik terwijl ik hem vanuit de verte gadesla.

Vreselijke Dialogen: Dokter Druk

– Meneer in ‘t Veldt?
– Ja, dat ben ik.
– Mooi, komt u binnen. Gaat u daar maar zitten. Doet u de bril maar even af, en even omhoog kijken.
– Het is zeker helemaal niet bijzonder meer hè?
– Wat?
– Nou, dat ik bijna een uur zit te wachten in de wachtkamer.
– Ohh. Tja, het is erg druk vandaag. Goed, even omhoog kijken, komt’ie hoor.
– U weet dat ik problemen heb aan mijn linkeroog dokter?
– Jazeker, hoezo? Even uw andere oog, kijkt u maar omhoog. Ja, goed zo.
– Omdat u mijn rechteroog druppelt?
– Dit onderzoek is voor beide ogen.
– En wat is het?
– Wat is wat?
– Wat voor druppels gooit u nu in mijn ogen?
– Oh, niets bijzonders hoor, even wat verdoving. Legt u uw kin maar even in de beugel en dan recht vooruit kijken. Prima.
– …..
– Goed, even een beetje naar links kijken. Mooi.
– …..auuww….
– Zo klaar hoor. Kijkt u even naar rechts, ja, goed zo. Even vasthouden, doe ik even de lens er op.
– …..auw…godver…
– Mooi. Gaat u maar weer naar achteren zitten hoor. Ziet u halo’s?
– Pardon?
– Of u halo’s ziet. Bijvoorbeeld rond een lantarenpaal.
– Ik dacht het niet, maar ik heb geen idee eigenlijk. Sinds mijn linkeroog heeft iedere lamp halo’s.
– U heeft een aangeboren afwijking waardoor de druk in uw ogen oploopt. Dat gaan we verhelpen door een extra kanaaltje te maken in uw ogen met behulp van laser.
– En dan kan ik beter zien?
– Nee, dat wordt veroorzaakt door een ander probleem.
– Maar, daar kwam ik wel voor.
– Ja, luister eens meneer in ‘t Veldt. U kunt het ook niet doen. Dan heeft u over een jaar, twee, vijf of tien jaar op een avond ineens pijn in uw ogen en dan bent u zomaar blind!
– Dus ik moet het zien als een voorzorgsmaatregel.
– Precies.
– Maar goed, mijn transplantatie is dus min of meer niet gelukt, en ik zou nadenken of ik een nieuwe transplantatie wilde.
– Ja, waarom ziet u eigenlijk zo slecht door uw linkeroog?
– Vraagt u dat nu echt aan mij?
– Maakt ook niet uit.
– Nou, mij anders wel hoor
– Haha, dat begrijp ik meneer, maar ik ben door uw specialist gevraagd om naar uw oogboldruk te kijken, voor de transplantatie moet u bij hem zijn. Mijn advies, en dat werd gevraagd, is om eerst de laserbehandeling aan beide ogen uit te voeren. Anders is een nieuwe transplantatie vrij zinloos. Eerst die druk aanpakken.
– En op welke termijn kan dat?
– Eens even zien. Ehhh, nou, dat zit goed vol. Ik kan dat niet zeggen, u ontvangt wel een oproep per post. Dat kan over een half jaar zijn, maar kan ook wel langer duren.
– Dus heel veel haast heeft het niet.
– Nee, niet heel veel haast. Het krijgt ineens haast als de druk oploopt. Daar heeft u toch medicijnen voor, om de druk te verminderen?
– Ja.
– Mooi. Dan als u zich dan met dit briefje even bij het secretariaat meldt, dan krijgt u een oproep voor de behandeling thuisgestuurd.
**

In een paar ogenblikken

Op zaterdagmiddag 26 september 2009 werp ik een blik in onze buitenoven waar een pizza staat te bakken.
Ik krijg iets in mijn oog. Ik heb er die avond, ook na het uitdoen van mijn lenzen last van. Omdat ik alleen met de kinderen ben dat weekeinde besluit ik even te wachten tot de dag erna.
Achteraf niet handig.

Mijn oog blijft zeer doen. De volgende middag om 16.00 uur zit ik bij de dokterspost in het Antonius Ziekenhuis Sneek.
De arts ziet een beschadiging en irritatie. Hij schrijft een oogdruppel voor. Maar niet de juiste.
Achteraf niet handig, het zette de turbo op de infectie.

Op maandag ga ik naar mijn huisarts. Die geeft een zalfje en een ooglapje.
Achteraf niet handig.

Op dinsdag ga ik naar mijn huisarts. Die geeft nog een zalfje.
Achteraf niet handig.

Op woensdag bel ik de huisarts en zeg dat ik naar een oogarts wil. Ik moet eerst langskomen.
Achteraf niet handig.

Om 10.30 uur zit ik in het Antonius te Sneek te janken van de pijn in in de wachtkamer.
Pas om 11.30 uur word ik gezien.
Achteraf niet handig.

Om 12.15 uur ben ik weer thuis. Ik moet direct naar het UMCG in Groningen, maar moet zelf mijn vervoer regelen. Ik kan niet meer rijden. De rit van en naar het ziekenhuis was al een dodenrit. Ik kan niet meer tegen licht.
Achteraf helemaal niet handig.

Een gepensioneerde buurman bestelt een taxi.
Om 13.30 ben ik in het UMCG, ik word direct gezien en de specialist schrikt. Direct antibiotica opbouwen, kweek maken en wachten.
Een uur later word ik opgenomen. Er zit een gat van 6 bij 6 mm in mijn hoornvlies.
Weggevreten door een bacterie.
Niet onderkend door weekendarts en huisarts.
Allemaal niet zo handig.

Er volgen maanden van herstel.
Ik slik bergen pijnstillers tot aan morfine preparaten toe.
Heus, het gevoel dat iemand continu met een vinger heel hard in je oog duwt is echt heel erg pijnlijk.
Als een kleuter heb ik zitten janken.
Pas begin december kan ik weer, met zonnebril, wat licht verdragen.

De schade?
Zicht in linkeroog nog 16%. Het littekenweefsel na de infectie zit voor mijn pupil, ondoorzichtig als een douchegordijn. Ik zie geen diepte meer. En ik kan niet meer tegen lichten van tegemoetkomend verkeer.
Het licht wordt verstrooid en dus lijkt het altijd of iedereen met groot licht rijdt.

Op 9 september 2010 krijg ik een hoornvliestransplantatie. Een z.g. ‘DALC’.
Ik zie weer 30%.

Op 9 oktober volgt een 2e operatie. Er moeten scheerlijnen bij, de hechtingen komen een beetje los.

Januari 2011. De operatie zou toch meer resultaat moeten hebben, maar het blijft bij 30%.
Daarnaast is de druk in de oogbol te hoog.
Nieuwe medicatie.

Vandaag, 23 maart 2011, 543 dagen nadat ik een ‘vuiltje’ in mijn oog kreeg ga ik opnieuw naar het UMCG. De ‘staarspecialist’ gaat kijken of er iets aan mijn oogboldruk gedaan kan worden (staaroperatie?) en ik ga overleggen of ik een nieuwe, complete hoornvliestransplantatie wil.

Overigens zitten de hechtingen van de eerste 2 operaties er nog gewoon in.
En irriteert dat oog nog iedere dag.
En hang ik dus al ruim 500 dagen aan de antibiotica, cortisonen en oogboldruk verminderaar.

Sinds kort gebruik ik ook kunstmatige tranen.
Want huilen lukt niet meer.