Henk van Woensel was een nare man. Al jaren. Misschien van Henk van Woensel altijd al een naar ventje geweest, maar dat was moeilijk te zeggen, want er was niemand die Henk van Woensel goed kende. Er was geen familie, geen vrienden en er kwam geen bezoek. Henk van Woensel was ook een eenzame man.
‘Auwww, godverdomme! Dat gaat pijn doen!’, was zo ongeveer de meest milde begroeting die Henk van Woensel een ieder die de zaal betrad toewierp. Iemand die zijn kamer betrad kwam daar niet zonder reden. Je ging niet voor je plezier naar Henk van Woensel. De verpleging, de fysiotherapie, de arts, de diëtiste, de laborant en de schoonmaker. Ieder in hun eigen ritme betraden zij de kamer van Henk van Woensel. En allemaal met een mate van tegenzin. Bij sommigen was weerzin een beter woord.
Daarbij leek Henk van Woensel nog het meest op Catweazle, rossig vlashaar, wilde snor en een diep gebeitelde frons in zijn voorhoofd.
Henk van Woensel had echt wel pijn, daar bestond bij niemand twijfel over. Diabetes, een broekprothese, een stoma, katheter, eczeem, atrofie, hartfalen en nog een lange lijst met ziekten en klachten maakten het leven van Henk van Woensel er niet gemakkelijker, en zeker niet minder pijnlijker op.
Vervelend was wel dat Henk van Woensel de behandelingen min of meer saboteerde. Het leek als een soort van wraak op de omgeving die sabotage, maar hij had er uiteraard, en ‘in the end’, altijd alleen zichzelf mee.
Het was een trieste man.
Henk van Woensel vloekte en schold. Altijd. De verpleging begroette hij met een vloek. Het eten met schelden. Het licht met grommen, het donker met grauwen. En daar hielp niets tegen.
Of toch wel?
Het was 1e kerstdag. Henk van Woensel riep, toen de zaaldeur openging: ‘Auw, godverdomme. Dat gaat pijn doen!!’ Henk van Woensel schreeuwde, toen het licht aanging: ‘Hooo, godverdomme, dat licht!! Klootzakken! Owwww, godverdomme’. De verpleegkundige, ook niet de beroerdste riep vrolijk: ‘Goedemorgen allemaal.’ Goe-de-morre-gen meneer van Woensel, vrolijk kerstfeest!’ ‘Aauw, godverdomme. Het is die moordenaar weer!! Owww…godverdomme, dat gaat pijn doen! Aaauw, godverdomme, godverdrdomme, godverdomme’, was de reactie van Henk van Woensel.
Henk van Woensel, die zoals eerder gezegd, zelf niet echt wilde meewerken, had veel hulp nodig ‘s morgens. Wassen, aankleden, medicatie, stoma verschonen, huid verzorgen afijn, intensief dus.
Het op gang helpen van Henk van Woensel was niet echt bevorderlijk voor de kerststemming. De verpleegkundige had een zacht kerstmuzakje aangezet, maar het geraas en getier van Henk van Woensel overstemde alles.
Na een minuut of vijf was de verpleegkundige er wel klaar mee. Met het gevloek. Hij sprak, min of meer tegen beter weten in, Henk van Woensel aan op zijn gedrag: ‘Meneer van Woensel, nu moet u eens luisteren. Ik weet dat u pijn heeft. Ik weet dat het allemaal heel onprettig voor u is. Maar het is eerste kerstdag! Uw kamergenoten kunnen er ook niets aan doen. Het is een christelijk huis hier. Mensen vieren vandaag kerst, de geboorte van Jezus Christus. Ik zou het zeer op prijs stellen wanneer u, in ieder geval vandaag, het vloeken achterwege zou laten. Ik snap ook wel wat u bedoeld wanneer u iets anders roept. Laten we afspreken dat u gewoon ‘Komkommer!!’ roept vandaag. Dan weet ik wat u bedoelt, en hebben andere mensen er niet zo veel last van! Kunnen we dat afspreken?’
Henk van Woensel was stil. Met een oog loerde hij naar de verpleegkundige, maar zei niets.
‘Meneer van Woensel? Kunnen we dat afspreken?’
De verpleegkundige vatte het zwijgen op als een ‘ja’.
‘Goed, dank u wel. dan ga ik nu even uw huid schoonmaken.’
Aaauwww, dat gaat pijn doen!!’ Riep van Woensel.
‘Auuwww, aauw, aaaauuwwwww KOMKOMMER GODVERDOMME!!’
Toen schoten zij beiden in de lach.