Categorie: Liedje

Dromen (Self Portroids-1)


Nee, vraag me niets, zoals ik jou niets vraag
Blijf hier vannacht of ga weer weg vandaag
Je hebt mijn lichaam met mijn droom verward
Geef mij geen hand, geef mij je hart

Alleen de liefde, pijn, die ons zo bond
Het destructieve, lieve, zout in open wond
Ik wil niets, meer, dan jij mij geven kan
Geloof mij, geloof me niet, verlaat mij dan

Laat mij wonen
Laat mij dromen
laat mij wonen
in mijn dromen

Een droom is niet te leven
Een gebarsten hart kan ik niet geven
Vecht je binnen mijn domein
Pas dan zal er geen grens meer zijn

Alleen de liefde, pijn, die ons zo bond
Het destructieve, lieve, zout in open wond
Ik wil niets, meer, dan jij mij geven kan
Geloof mij, geloof me niet, verlaat mij dan

Laat mij wonen
Laat mij dromen
laat mij wonen
in mijn dromen

[Inspiratiebron: Hondaluza’s Self Portroids-1 (1984)]

Dan moet je mij maar niet wakker maken!

Ik ga het niet meer pikken dacht Kees-Willem
nadat hij wakker werd van weer een ander nachtgeluid
Een ieder die mij nu nog dwars zit daarvan doe ik
zonder pardon of mededogen resoluut het lichtje uit

Het eerste slachtoffer dat werd Babbette
met wie hij al een jaar 20 ongelukkig was getrouwd
Met een Japans koksmes kliefde hij haar schedel
en schoot haar daarna dood (hij had dat wijf nog nooit vertrouwd)

De winkeljuffrouw (kassa 7) met de dikke lippen
was nog geen uurtje later aan de beurt
Hij overgoot haar met benzine en stak de brand er in
het was de laatste keer dat zij bij hem over zegels had gezeurd

Dat lucht op dacht onze held tevreden
terwijl hij de apotheker een dodelijke dosis injecteerde
Je moet weten dat Kees-Willem dagelijks trouw zijn pillen slikte
en dat die pillendraaier hem meer dan irriteerde

Een flesje bier, want al dat moorden maakt maar dorstig
en dronken Bertus, die zat te janken aan de toog
Over weer een verloren liefde en dat’ie alles kwijt was
gaf hij een nekschot en ramde daarna een bierfles in zijn oog

De psychiater van Kees-Willem riep ‘kalm nou beste man!’
maar zijn bloed spoot reeds gutsend tegen het behang
Kees-Willem keek tevreden naar de bloederige kettingzaag
Hier had hij op gewacht, al een hele behandeling lang

De laatste hand sloeg Kees-Willem aan zichzelf
dat had hij na al dat moorden wel verdiend
Hij sprong van 12 hoog gaf onderweg zichzelf een knipoog
en zei: ‘Jij was mijn enige beste vriend’

Splet.

Werkelijkheid


De waarheid is van links naar rechts verschoven
Het is niet wat je kunt maar wilt geloven
Alles wat je ooit begroef
Alles wat je ooit begroef
Alles wat je ooit begroef
komt weer naar boven
De waarheid kan nog steeds worden gelogen

Terwijl de tijd je inhaalt ga jij leven
Nog van water nog van koude zul jij beven
Want als je minder krijgt
Want als je minder krijgt
Want als je minder krijgt
dan ga jij geven
Tussen goed en tussen kwaad kun jij niet wegen

Terwijl je in de spiegel kijkt
het laatste beetje eerlijkheid
onder al wat is en was bezwijkt
De Werkelijkheid!
Oh! Werkelijkheid!

Het is niet dat ik veel onthoud maar je moet weten
Er is iets dat ik minder kan dat is vergeten
Jij die naast me staat
Jij die naast me staat
Jij die naast me staat
zou mij nooit meten
Zo ik de fouten die wij maakten zou vergeven

Terwijl je in de spiegel kijkt
het laatste beetje eerlijkheid
onder al wat is en was bezwijkt
De Werkelijkheid!
Oh! Werkelijkheid!

Nieuwjaar

Wat zou jij er van begrijpen, als ik vertelde van de dag
Dat de zon niet aan de hemel stond, maar roerloos in het water lag
Dat de honden vandaag wellicht, als reuzenwolven zijn vermomd
Of is dat enkel en alleen, omdat de zon niet hoger komt

En dan die visser, met zijn aas alleen op ijs
Tegen de wind in vissen vangt, de reiger als bewijs
Hier in mijn hoofd wordt de glazen ui bezongen
Terwijl aan de overkant, de afstand, het knallen heeft bedwongen

Soms ontbreken mij de woorden
Die in de buurt komen van het doel
Soms ontbreken mij de woorden
Die zeggen wat ik voel
Soms ontbreken mij de woorden

Een man alleen groet mij, met bloeddoorlopen ogen
Hij huilt omdat de eerste dag alweer is doorgelogen
Schapen en hun kaas, leiden mij naar bokkengeuren
Nog één maal kijk ik achterom, daarna sluit ik alle deuren

De mollen branden koffie, terwijl linnen wordt gesteven
Mijn hart dat rustig klopt, de zekerheid van leven
Ik begroet de pasgeborene, waar de fles nog in de tuinen staat
Iedere stap terug naar jou, een groet aan wat ik achterlaat

Soms ontbreken mij de woorden
Die in de buurt komen van het doel
Soms ontbreken mij de woorden
Die zeggen wat ik voel
Soms ontbreken mij de woorden

Teddybeer

De laatste tijd zit hij vaak in mijn hoofd, speel ik zijn liedjes op gitaar en luister ik naar – kwalitatief vaak belabberde – Youtube fragmenten met zijn muziek.
Een grote, bebaarde kerel. Een innemer.

De grootste Nederlandstalige liedjesschrijver is voor mij zonder twijfel Lennaert Nijgh. Die man heeft zulke monumentale nummers geschreven, daar kan niemand aan voorbij.
Ook een innemer overigens, Lennaert. Ik zat wel eens naast hem in de kroeg in Haarlem. Geen zinnig woord kwam er uit, zo dronken was hij. Het weerhield hem er niet van een paar dagen later weer een prachtig stuk te publiceren in het Haarlems Dagblad, over de geschiedenis van Haarlem.

Maar ik dwaal af, de Lennaert Nijgh is niet de innemer wiens liedjes de laatste dagen door mijn hoofd zwerven.
Dat is Cornelis Vreeswijk.

Cornelis Vreeswijk (1937-1987), geboren in IJmuiden. Op 12-jarige leeftijd geëmigreerd naar Zweden. daar kies je niet voor als je 12 bent.
Mijn moeder zei ooit over Vreeswijk: ‘Ja, best leuk hoor, maar om dan te vluchten naar Zweden als het je hier te moeilijk wordt.’
Onbegrip. Hoort wel een beetje bij de man.
(Klik hier voor het Cornelis Vreeswijk genootschap)

Drank, vrouwen, geld en problemen met drank, vrouwen en geld.
Dat is een beetje het leven van Vreeswijk voor wie alleen die informatie over de man wil horen of lezen.

Voor mij is het een man van werkelijk schitterende liedjes.
En dan niet alleen ‘De nozem en de non’ en ‘Veronica’.
Nee, u zou eens naar zijn laatste Nederlandstalige CD moeten luisteren ‘Ballades van een gewapende bedelaar’.
Wat denkt u van een frase als:

Als de rozenmorgen stijgt
over hemelmora hoog
dan wordt een dode uit het dorp weggehaald
Door de heide en de bloemen
gaat een stille hemeltoog
terwijl de maan in de hemel is verdwaald
(Uit De laatste tocht van een speelman)

‘Teddybeer’, staat er boven dit stukje.
Het is de titel van een ander liedje van Vreeswijk. Een liedje met humor en vilein.
Luistert u zelf.