Maand: oktober 2012

Overlijden

Rendac, met Hiemstra, goedemiddag.”
“Ja, goedemiddag, met de Groot. Ik wil graag een overlijden melden.”
“U heeft een kadaver?”
“Nou ja, ik spreek liever over een overledene.”
“Waar ligt het kadaver?”
“Ehhh, hier bij mij, in de woonkamer.”
“Zou ik niet doen mevrouw, dat gaat stinken.”
“Oh, nou ja, daar bel ik dus over. Hoe laat kunt u haar ophalen?”
“Even zien, uw adres?”
“Kerkstraat 23 Workum.”
“Hmm, Workum, Workum, even zien hoor. Tja, jammer, zijn we net gisteren geweest.”
“Oh, nou, ik heb toch graag dat u vandaag nog komt. Het overlijden was woensdag, ik denk niet dat ik het over het weekeinde heen kan tillen.”
“Waarom heeft u niet meteen gebeld dan?”
“Ja, nou, we wilden eerst even afscheid nemen. En mijn broer was ook pas gisteren thuis.”
“Nou, (zucht), zet maar aan de straat dan komen we in de loop van de middag wel even langs.”
“De kist aan de straat zetten??”
“Nee, geen kist. Alsjeblieft zeg, alléén het kadaver. Eventueel wat plastic er over.”
“Ja, maar dat kan toch niet meneer?”
“Tuurlijk kan dat mevrouw, dat doen we al jaren zo!”
“Ik vind het ongepast en onbehoorlijk meneer!”
“Mevrouw, het is maar een kadaver!”
“Voor u misschien, maar het is wel mijn moeder!”

Helden

Tanja Nijmeijer is een mooie vrouw met een gulle lach. Romantisch en naïef misschien. Tanja Nijmijer zit aan kampvuurtjes in het oerwoud terwijl zij liedjes zingt, dromend over een betere wereld zonder ongelijkheid en armoede.
Een vrijheidsstrijder, een revolutionair, een Robin Hood.
Tanja Nijmijer is een held.

Lance Amstrong is een fantastische sportman die een dodelijke ziekte overwon. Die zich inzet voor een wereld zonder kanker, die enorme kapitalen uitgeeft om kanker te bestrijden. Lance Amstrong is een vechter, een idealist, een man die over fysieke menselijke grenzen durft te gaan.
Lance Amstrong is een boegbeeld, een vaandeldrager, een medisch wonder.
Lance Amstrong is een held.

Jos van Rey is een kei van een bestuurder die Roermond groot maakte.
Jos van Rey wordt door de bevolking op handen gedragen, neemt geen blad voor de mond en is politiek inhoudelijk heel sterk.
Jos van Rey is politicus maar spreekt in de taal van de gewone burger.
Jos van Rey bracht Roermond ontwikkeling, welvaart en werk.
Jos van Rey is een held.

En verder bid ik iedere dag, dus ik ga naar de hemel.

De PillenBank (Hit Where It Hurts!)

Dat de farmaceutische industrie belachelijke marges maakt, nauwelijks geld aan onderzoek uitgeeft in vergelijking met de uitgaven voor marketing, goedkopere alternatieven de nek omdraait en dat dit de zorgverzekeraars allemaal geen ene moer interesseert, weten we.
Ik schreef er bijvoorbeeld dit stukje over.

Het verbaast mij dan ook niet dat blijkt dat steeds meer goede, ongebruikte medicijnen die teruggebracht worden naar de apotheek in de verbrandingsoven verdwijnen. We spreken hier over een slordige 100 miljoen euro per jaar!

Dat zorgverzekeraars en farmaceuten deze verspilling geenszins boeit blijkt wel uit het feit dat er al sinds een jaar een oplossing voor dit probleem is. Dat het een prima oplossing is mag wel blijken uit het feit dat de ‘uitvinder’ van deze oplossing, apothekersassistente Anja Vissers er de prijs voor ‘Het Beste Zorgidee‘ mee won in 2011.
Dat zorgverzekeraars en farmaceuten niet in deze oplossing investeren zou komen omdat ‘zij zich niet verantwoordelijk voelen’.

En daarmee leggen zij precies de vinger op een hele zere plek.
Het ontbreekt farmaceuten aan maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Aandeelhouders, DAAR gaat het om in de wereld van de graaiende pillendraaiers.

De farmaceutische industrie, zo vindt ook minister Schippers, zou er goed aan doen kleinere verpakkingen te maken. “De industrie moet niet voor de prullenbak produceren“, stelt Schippers. De farmacie vraagt zich af of er wel ‘verstandig‘ wordt voorgeschreven en uitgedeeld.
Volgens de farmacie ligt het dus aan de dokter en de apotheek, die doen aan een soort van ‘ver(s)pilling’.

Het duurt niet lang voor de farmacie gaat beweren dat het aan de patiënt ligt, die gaat namelijk of te snel dood, of hij is te snel genezen.

Maar laten we eens op een andere manier naar dit probleem kijken: 100 Miljoen euro, dat is toch zeker geen probleem?
100 Miljoen euro is een kans!

Dus:
Ondernemende geesten, apothekers en patiënten sta op en sla terug!
Verpak die overgebleven pilletjes en poeders volgens het recept van Anja Vissers, verzamel centraal de overgebleven verpakkingen en begin een PillenBank via Internet.
Help de patiënt aan een goedkoop alternatief, en doe de industrie pijn op een plek waar zij zich wel verantwoordelijk voelen: de portemonnee!

Zalmonella

“In de studio is aangeschoven meneer Drost, schadeadvocaat. Welkom meneer Drost op dit vroege uur, u gaat namens een aantal slachtoffers schade verhalen op de firma Foppen, het bedrijf dat met Salmonella besmette vis op de markt bracht. Vertelt u eens, hoe moeten wij dat zien? Namens wie gaat u schade verhalen en waarom?”
“Letselschade EXPERT, ik ben letselschade EXPERT, dat ten eerste. Ten tweede hebben ongeveer ruim 18 mensen zich to mij ten burele gewend, dat wil zeggen, voor zover zij daartoe in staat waren om de schade, geleden door de onrechtmatige daad van visbedrijf Foppen, te gaan verhalen.”
“Wat voor schade praten we precies over?”
“Ik noem u ZWARE buikpijnen, het zich slap voelen en een algeheel beleven van wat toch wel genoemd kan worden ernstige ziekte.”
“Buikpijn, ziek voelen, tja, meneer Drost, is dat genoeg reden om schadevergoeding aan te vragen?”
“SMARTEgeld mevrouw, het betreft hier SMARTEgeld. U moet er niet te licht over denken. Er zijn mij gevallen bekend van een slachtoffer die, onder invloed van deze zware buikpijnen, van trappen is gevallen. Ik noem verder infusen, ziekenhuisopnames en slachtoffers die nu, weliswaar herstellende, zich nog altijd zeer slapjes voelen.”
“Oh, ja. Maar, welke schade praten wij dan over?”
“Wij gaan vragen een SMARTENgeldvergoeding, een vergoeding voor de SMART die geleden is door deze, en dat is het, onrechtmatige daad van de firma Foppen.”
“En het is ook vastgesteld dat deze klachten zijn veroorzaakt door het eten van zalm die besmet is met Salmonella?”
“Van de slachtoffers die zich tot mij, al dan niet ten burele, hebben gewend zijn monsters van de ontlasting genomen, dat is van de poep zogezegd. Uit onderzoek is onomstotelijk gebleken dat het hier een Salmonella vergiftiging betreft. On-om-stotelijk!”
“En kunt u dan ook aantonen dat deze Salmonella uit de vis van Foppen komt? Dat lijkt mij toch vrij moeilijk?”
“Er zijn slachtoffers die de verpakking van deze Zalm, inclusief een van datum en BTW notatie voorziene, drie weken oude kassabon hebben bewaard mevrouw.”
“Gaat het allemaal niet wat ver?”
“Nee mevrouw. In het geheel niet. Wij zullen de firma Foppen, en daarnaast de gehele voedselindustrie, moeten helder maken dat men niet ongestraft op onrechtmatige wijze Salmonella in de voedselketen van de Nederlandse bevolking kan en mag brengen!”
“Lijkt me een goede zaak voor uw bedrijf?”
“Het is vooral een goede zaak voor de slachtoffers, maar daarnaast is het uiteraard ook zo dat de kosten van het onderzoek en de kosten van mij als expert zullen worden verhaald, en zullen moeten worden betaald, op de firma Foppen, vanwege de onrechtmatige daad. Het zal de slachtoffers dus niets kosten.”
“Helder. Dank voor u komst naar de studio meneer Drost, schadeadvocaat in de zaak van door Salmonella besmette vis van de firma Foppen.”
“EXPERT, mevrouw, letselschade EXPERT!”

Hé Ben, geen blogs meer?

De bovenstaande vraag stelde ik op Facebook, ongeveer een week geleden.
Vanmorgen las ik dat Ben nooit meer een blog zal schrijven, Ben Hoogeboom is namelijk overleden.

Ben Hoogeboom was een fantastische verhalenverteller en een mooi mens.
Ik raad je aan om toch vooral de blogs van Ben Hoogeboom te lezen, Over Dirkswoud, op Nurks en op Gekreukt.

Ik had al een tijdje geen direct contact gehad met Ben, ik schreef hem daarom een briefje. Het heeft hem niet meer bereikt.

“Het probleem van het schrijven van een brief, Ben, is het begin. Voor mij dan. Met het begin bedoel ik niet zozeer de eerste alinea of alinea’s, nee, echt letterlijk het begin. Dus, wanneer ik aan jou een brief schrijf, Ben, dan is mijn probleem wat ik voor ‘Ben’ schrijven moet.

Neem een begin als ‘Hallo Ben’. Ik bedoel, veel mensen doen dat gewoon. Ik vind dat het niet kan. Het is plat, een blijk van desinteresse. Het voelt als de begroeting van een oververmoeide cafébaas die bij zichzelf denkt: “Daar heb je hem ook weer.” Voor mij dan hè. (Dat zal er vast alles mee te maken hebben hoor, dat ik alleen mijzelf als meetlat gebruik. Dat ik mij bij alles afvraag hoe ik het zou lezen bijvoorbeeld.)
‘Beste Ben’, dat vind ik ook al drie keer niks. Beste van wat? Beste in wat? En waarom meteen de beste? Waarom begint nooit iemand met ‘Betere Ben’? Of ‘Redelijk goede Ben’? Je krijgt toch ook geen straat naar je vernoemt wanneer je nog leeft? Dat is niet voor niets. Dat ‘beste’ staat toch maar mooi zwart op wit, terwijl over een tijdje best eens kan blijken dat iemand anders een veel betere Ben is! Beter in waar je dan ook de beste in zou moeten zijn om te worden aangesproken met ‘Beste Ben’. En zelfs als jij al de beste Ben bent die ooit geboren is, het betekent toch niet automatisch dat er niet ooit een betere – en dus nieuwe – ‘Beste Ben’ op zal staan?
Toch?

Misschien heeft de moeite die het mij kost een brief te beginnen ook wel te maken met het feit dat ik zelf altijd meteen wil weten wat voor brief ik onder ogen heb. Waar het over gaat. Van een ‘Geachte Berend’ krijg ik dus al meteen de zenuwen. Dat klinkt officieel, afstandelijk, maar komt wel van iemand die mij tutoyeert! Ik zie dan in gedachte een vriend die afstand neemt, een collega die mij er bij gaat lappen, of de buurman die heeft gemerkt dat ik mijn lege verfblikken in zijn groene bak heb gemieterd.

Nog veel erger is ‘Geachte heer Quest’. Ik denk dan meteen aan iets dat ik verkeerd gedaan heb, aan een nog altijd openstaande rekening, een dwangbevel der Koningin of een oproep om te gaan stemmen.
Dat doe ik een ander liever ook niet aan.
Ik loop er dus op stuk, op een brief beginnen.

Misschien zou ik gewoon een brief niet moeten beginnen en meteen met de deur in huis moeten vallen. Maar ja, ik zou niet graag willen dat jij een brief van mij krijgt en je de eerste drie alinea’s zit af te vragen of je wel een brief leest die aan jou gericht is. Dat je als het ware de blossen op de wangen hebt omdat het voelt alsof je stiekem in iemands badkamer zit te loeren terwijl het stoom je om de oren dwarrelt en het geluid van ritmisch op de tegels kletterend water jouw erotische fantasie op hol doet slaan en je derhalve ongewild tot aan de tanden bewapend bent geraakt!
Wat mij brengt op een begin als ‘Lieve Ben’, een begin dat ik persoonlijk ten allen tijden zal vermijden. Ik stel mij voor hoe jij een brief die zo begint opent, aandachtig de aanhef leest, een droge keel krijgt, snel je blik naar beneden richt en moet constateren dat de brief ondertekend is door Berend Quest.
Wat een deceptie!

Jammer eigenlijk, dat een brief beginnen mij zo moeilijk afgaat. Ik zou je namelijk best eens willen laten weten dat het mij goed gaat en dat ik ook graag hoor hoe het met jou is.

(Ik bedenk mij overigens dat een brief eindigen een soortgelijk probleem met zich meebrengt, en wellicht wel erger.)”

Een mooi ‘In Memorium‘ lees je op Nurks.