Ik kijk al tijden geen CSI, CSI Miami, CSI New York of CSI Kerkrade meer.
Ik weet na een paar minuten al het antwoord op de vraag ‘who did it?’ Niet alleen omdat je negen van de tien keer naar een herhaling kijkt, of omdat de serie een meters dikke betonnen format heeft, maar ook omdat je alleen maar hoeft te wachten op een gebaar, een gebeurtenis of een uitspraak die je simpelweg niet logisch kunt plaatsen. Dat is de clou namelijk. Iemand die een blik op een tafeltje werpt, of iemand die vraagt of hij even van het toilet gebruik maken mag.
Vraag je af wat dat kan betekenen en je hebt de dader en het motief.
Maar niet alleen dat.
Ik kreeg ook meer en meer last van epileptische aanvallen. Die onnatuurlijk scherpe kleuren, dat idiote helle licht en zoveel beeldwisselingen per minuut kan mijn brein niet aan.

Maar goed, ik ben een televisiejunk en gek op misdaad.

Engelse misdaadseries begin ik ook niet meer aan. Ik weet niet hoe groot een dorp als Midsommer is, maar dat moet nu toch wel een keer of tien uitgeroeid zijn.
Daarnaast, wanneer in een Amerikaanse serie iemand zegt: “Misschien moet je eens in Orlando kijken!”, dan zie je hem in het volgende shot de hand schudden van een collega in Orlando.
In een Engelse serie gaat zo’n figuur dan eerst overleggen met zijn baas, dan een taxi bestellen, naar het het station – want een Engelse rechercheur reist per openbaar vervoer – enzovoort enzovoort.
Je bent zo een half uur verder.
Nee, Engelse series zijn mij te traag en te stroperig.

Even heb ik geprobeerd CSI en Midsommer te verruilen voor het echte werk. Misdaaddocu’s gebaseerd op echte gebeurtenissen op Discovery en National Geographic. Maar daar word je ook niet echt vrolijk van.
Standaard gaan die series ongeveer als volgt:
Je ziet een nagespeelde scene waarin een voice over zegt: “Op 21 januari vertelde Ben aan Melissa dat het zo niet verder kon.”
Daarna zie je de echte Ben in beeld en die zegt: “Ik zei dus, op 21 januari tegen Melissa dat het zo niet verder kon.”
Hierna komt Melissa in beeld om te vertellen: “Ben vertelde mij, ik denk dat het 21 januari was, dat het zo niet verder kon.”
En zo dreutelt het een uurtje door.

Zweeds dan maar?

Gisteren keek ik naar Wallànder. Ja, je moet het uitspreken alsof je iemand verbetert. Nee, niet Wallonder, maar Wallànder! Dat sluit beter aan. Dat klinkt wat minder snel.
Als Engelse series er zijn voor mensen met een traag begripsvermogen en Discovery/NatGeo voor mensen die alles drie keer moeten horen, Wallànder is bedoeld voor mensen die hersendood zijn.
Wat. Een. Gebrek. Aan. Tempo.
Na een uur vroeg ik mij echt af waar het in godsnaam ook alweer over ging.
Een Amerikaanse rechercheur is meteen in Orlando, een Engelse rechercheur gaat eerst een taxi bellen, op Discovery/NatGeo wordt drie keer verteld dat er een taxi gebeld is, maar Wallànder spant de kroon.
Daar zie je uitgebreid hoe de rechercheur van de lig- naar de zithouding gaat, zijn schoenen onder de tafel vandaan pakt, en begint met zijn schoenen aan te trekken en zijn veters te strikken!
´Wallànder heeft dat Scandinavische, dat melancholische´, wordt mij verteld.
Schei toch uit mensen, Wallànder is gewoon een depressieve, gefrustreerde jankert die last heeft van vertraagd denken!
Wallànder: “Waar… Was…. Je…. Gisteravond?”
Verdachte: “Thuis.”
Wallànder: “…..Thuis…???”
Verdachte: “Ja, Thuis!”
Wallànder: “….Hier…?”
Verdachte: “Ja, op de bank.”
Wallànder: “……De bank…?”
Verdachte: “Ja, de bank!”
Wallànder: “….Deze…..Bank…..?”
Ik dacht eerst dat het aan mijn televisie lag. Dat er storing was, dat alles in slomotion werd weergegeven.
Maar het blijkt zo te horen.
Eerlijk gezegd vind ik het afwikkelen van een wc-rol spannender.

Ik ga vanavond maar weer eens een dvd-tje doen van Bassie en Adriaan.
Kom er maar in B100!!