Samen alleen


‘Het wordt al weer kouder.’ Elsbeth Vermeer- de Vries liet de vitrage weer los, pakte een verdroogd blaadje van de vensterbank en zuchtte. Haar woorden waren gericht aan Hendrik, haar man. Maar ook weer niet. Hendrik zat achter haar, in zijn stoel. Haar man ‘had het weer’, zoals Elsbeth het noemde. Dagen zwijgen, in zichzelf gekeerd zitten somberen en zich niet begrepen voelen. Elsbeth sprak dus tegen haar man, want iemand anders was er niet in de kamer. Maar zij sprak ook niet tegen hem.
Zij sprak ook simpelweg om de voortdurende stilte en de spanning te verbreken. Als Hendrik ‘het weer had’ liep Elsbeth op haar tenen. Altijd weer. Al meer dan 50 jaar.
En al was zij er gewoon aan gewraakt, echt wennen deed het nooit.

De handen van Elsbeth rommelden doelloos met het dorre blaadje. Elsbeth schrok van het knisperende geluid dat het maakte. Zij borg het blad op in haar schort, bang dat het gefriemel Hendrik zou storen en hij haar geërgerd zou toesnauwen er mee op te houden.
‘Wil je nog koffie?’, vroeg zij zacht terwijl zij zich omdraaide. Hendrik reageerde niet. Hij zat daar in zijn stoel, onbeweeglijk.
Elsbeth wachtte nog een kort moment maar stapte daarna langs haar man om in de keuken koffie te maken. Eén pad, één kopje en één koekje. Elsbeth sprak de handelingen zie zij uitvoerde zachtjes uit. Prevelend bijna. Als bezweringen. ‘Water controleren, wachten op de lampjes, één kops knopje, kijken of het kopje er recht onder staat.’ Het kostte Elsbeth moeite om de volgorde van handelingen te overzien. Zij was er met het hoofd niet bij, vond ze zelf. Als eerst Hendrik maar weer wat beter gaat, dan komt alles goed.
Elsbeth gebruikte haar koffie aan de keukentafel. Alleen.

Het was al acht uur geweest en ze hadden nog niet gegeten. Maar eten maken was iets van Hendrik. Net als de boodschappen. En de afwas. En de was.
Elsbeth had honger. Zij liep de huiskamer binnen waar Hendrik nog altijd in zijn stoel zat. ‘Wil je niet wat eten?’, vroeg Elsbeth op fluistertoon aan haar man. Hendrik reageerde niet. Elsbeth liep terug naar de keuken, zocht in de kastjes en at wat koek.
Ze zou wel televisie willen kijken maar ze wist niet hoe die dingen allemaal werkte. Hendrik wel, maar die wilde ze het nu niet vragen.

‘Ga je nog niet naar bed?’, ze vroeg het maar verwachtte geen antwoord. Ze zei het vooral om aan te geven dat zij zelf naar bed wilde. ‘Tot straks dan’, zei ze zacht.
Elsbeth lag op bed. Met haar kleren aan. Ze keek met enige verbazing naar haar schoenen en moest grinniken. ‘Hihi, Elsbeth de Vries, je hebt je schoenen nog aan! In bed!’
Ze wist niet precies hoelang ze daar gelegen had maar Elsbeth Vermeer werd wakker van de telefoon.
Eerst liet ze hem gaan, Hendrik zou hem wel opnemen. Dat deed hij altijd. Maar toen het gerinkel maar bleef aanhouden stond zij op uit bed, liep naar de huiskamer en nam de telefoon van de haak.

‘Oma?’, klonk het aan de andere kant. Het was Vera, haar kleindochter. ‘Oma, ik dacht dat jij en opa bij ons zouden eten? Gaat alles wel goed?’ ‘Ja hoor kindje, ja hoor, prima. Met opa ook hoor.’ ‘Mag ik opa even?’, vroeg Vera. ‘Opa slaapt denk ik lieverd. Ik kan hem toch niet zomaar wakker maken?’ De kleindochter van Elsbeth hield aan. Toen duidelijk werd dat zij haar grootvader niet aan de telefoon zou krijgen besloot ze de auto te pakken en naar haar grootouders te rijden.

Haar oma verwelkomde Vera hartstochtelijk.
Hendrik Vermeer bleek al minstens drie dagen dood in zijn stoel te zitten.

1 Reactie

  1. Mooie stijl en opbouw. Ik heb het met plezier gelezen.

Zeg het maar!

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.