Maand: juli 2011

Lucht

– *snif*
– **
– *Snif, snif* Getverderrie.
– Hm?
– Ruik je dat niet?
– Eh, nee?
– *Snif, snuif* En dat ruik jij niet?!
– Eh, nee?
– Gatverdamme!!
– Wat nou?
– Vuile viezerik!!
– Wat is er nou!!?
– Gaat verdomme in een ander z’n bed liggen schijten.
– Ik doe niks!
– Gat-ver-damme zeg!!
**

Vreselijke dialogen: Zegt u het maar

– Wie kan ik helpen?
– Ja, ik. Nou, nou. Wat een rij weer zeg!
– Goedemorgen, zegt u het maar.
– Ehhh… ehhh.. Even hoor. Ehhh..
– Ik heb een lekker sukadelapje in de aanbieding.
– Hmmm, nee. Nee. Ik moet iets wat snel klaar is.
– Een lekkere kippenpoot?
– Nee, daar krijg je vieze vingers van. Ik hou niet van dat gekluif.
– Lekker kipfiletje dan?
– Nee, ik vind het wel lekker, maar mijn man houdt niet van kip hè.
– Hamburger? Ik heb lekkere hamburgers.
– Hoe duur kosten die?
– Die zijn niet duur mevrouw, 4 voor 5 euro.
– 4??
– Ja, 4 voor 5 euro.
– Maar we zijn maar met z’n tweeën.
– Neemt u er toch twee?
– Hoe duur kost dat?
– 3 Euro.
– 3 Euro?!
– Ja. 3 Euro.
– Maar het is toch 4 voor 5 euro?
– Ja, dat is de aanbieding.
– Dan is 2 toch voor 2 euro 50?
– Nee, de aanbieding is per 4.
– Dus als je met z’n tweeën bent heb je pech? Lekker dan.
– Doet u er toch 2 in de koelkast, je kunt ze makkelijk een paar
dagen bewaren.
– Ja, ik ga elke dag hamburgers eten. Zal m’n man leuk vinden.
– Een lekker slavinkje misschien? 1 Euro 25 per stuk?
– En die sucadelappen?
– 6 euro de kilo mevrouw.
– Doe maar 1.
– 1 kilo?
– Nee, 1 sucadelap. En niet te dik afsnijden hè.
**

Appelbrood

Maak een volkoren deeg.
Los 25 gram gist en een theelepel suiker op in 3 dl lauwe melk.
Doe 500 gram tarwebloem in een kom, haal een flinke lepel bloem er uit en zeef die boven de kom. In de zeef blijft het ‘volkoren’ van de bloem over, hou dat apart.
Strooi 10 gram zout over de bloem.

Als de melk met suiker en gist 10 minuten gestaan heeft doe je dat bij de bloem, samen met een klontje van 20 – 25 gram roomboter. Roer met een houten lepel tot je ‘vastloopt’. Stort dan het deeg op een vlakke ondergrond en kneedt het tot je een soepel deeg hebt.
Dek het deeg in de kom af met een natte doek en zet het op een aangenaam warme plek een uur te rijzen.

De vulling.
Schil 2 zoetzure appels en snijdt deze aan kleine stukjes, niet groter dan een centimeter.
Doe de stukjes in een kom, samen met een flinke scheut citroensap, een handje rozijnen en 2 eetlepels donkere basterdsuiker.
Hak een paar blaadjes munt en een blaadje citroenmelisse fijn. Doe bij de appel.

Het brood maken
Na een uur het deeg opnieuw kneden, haal 2/3 van het deeg en meng dit met de appel en rozijnen. Laat het vocht in de kom achter.
Rol van het resterende deeg een lap, leg deze op een met bloem bestoven bakplaat. Leg hier het appeldeeg bovenop en vouw de deeglap om het appeldeeg heen.
Maak de bovenkant een beetje vochtig en strooi het ‘volkoren’ uit het deeg er overheen.
Afdekken met een natte doek en nog een uurtje laten rijzen.

Oven voorverwarmen en 45 minuten op 175 graden (hete lucht) het brood laten bakken.

Vreselijke Dialogen: Druppelschema

– Goedemorgen, ik ben dokter Valerie. Excuus dat u even hebt moeten wachten.
– Goedemorgen dokter. Dat vind ik nou eens leuk om te horen.
– Nou, kleine moeite hoor.
– Kan zijn, maar ik kom hier nu voor de, ik denk, 35e keer in anderhalf jaar, moet altijd standaard een uur wachten. Dit is de eerste keer dat iemand zich daarvoor excuseert.
– Wel, ik kan me dat goed voorstellen hoor, dat het gaat irriteren.
– Ach.
– U bent er aan gewend geraakt?
– Het was eufemistisch.
– Oh. Tja, ze plannen gewoon te veel in hè.
– Of ik nou om drie uur ‘s middags kom, of kwart over acht ‘s morgens, ik moet gewoon een uur wachten.
– Kwart over acht kan niet. Het eerste consult is pas kwart voor negen.
– Kun je nagaan. Ik heb al een paar keer een afspraak om kwart over acht gehad.
– Dat kan niet.
– Oh, nou. Dan zullen het mijn ogen zijn. Ik zal het wel niet goed gelezen hebben.
– Tja. Maar goed. Gelukkig ziet u dat we hier niet zitten te niksen maar dat er keihard gewerkt wordt.
– Ehh, nou nee. Dat zie ik niet.
– Er wordt hier anders heel hard gewerkt hoor.
– Dat kan wel zijn, maar ik zie dat niet. Ik zie een bijna lege wachtkamer, een klok en de tijd die voorbij tikt. En de twee dames achter de balie, die kijken zelfs langzaam.
– U druppelt nog steeds hè.
– Jazeker.
– Mag ik het oranje boekje even?
– Die heb ik niet bij me.
– Dat moet wel meneer!
– Mevrouw, doe nou niet. U bent, in anderhalf jaar de tweede die er naar vraagt. De eerste was de overspannen ‘zuster Bea‘.
– Maar daar zit u druppelschema in!
– Nee mevrouw, daar zit niets in, want ik heb dat ding nooit mee.
– Ja maar, u hebt vorige week toch zeker een nieuw druppelschema gehad?
– Nee. Ik heb geen schema gehad. Ik heb een recept gehad en we hebben afgesproken wat ik hoe vaak druppel. Ik ben geen kleuter.
– En de Tymogel nog 1x daags?
– Nee, die is gestopt.
– Niet waar!
– Wel waar.
– Oh, ik zie het hier ja. Ziet u nou waarom dat druppelschema handig is?
– Nee, dat zie ik niet. Ik zie sowieso niet zo goed.
– In ieder geval ziet uw oog er prima uit.
– Ik zie er liever prima mee.
– Dan zie ik u over drie weken weer terug.
– Lijkt me leuk.
– Goedemorgen!
– Goedemiddag. Het is al weer middag dokter.
**