– Ik vind het toch raar hoor. Dat je in Nederland wel aan kunt geven dat je euthanasie wil als je dement wordt, maar dat je dan euthanasie moet plegen voor je je verstand verliest.
– Huh?
– Nou, je zegt dus: ‘Hé, als ik dement word wil ik een spuitje!’
– Ja?
– Nou, en als je dan dement bent, dan krijg je hem niet!
– Ja?
– Je moet dan dus euthanasie plegen VOOR je dement BENT!!
– Logisch.
– Logisch?!
– Ja. Stel jij wordt dement. Maar je loopt de hele dag fluitend door het huis.
– Ehh, ja?
– Nou, dan is dat toch raar!
– Wat?
– Dat ik dan zeg, zeg schat, loop effe mee!
– Huh? ‘Loop effe mee’?
– Ja!
– Loop effe mee?? Waar naartoe?!
– Naar je bed. De dokter komt zo. Je staat ingepland om drie uur. Dus, hoppa, nog even een schone luier en dan krijg je een prikkie.
– Ja nou! Dat wil ik toch zo! Ik wil niet dement rondhuppelen! Ook niet vrolijk, en daarmee basta!
– Ja, lekker dan. Ik bedoel, ik moet je vermoorden!
– Dat is toch mijn uitdrukkelijke wens!
– Ja, maar niet zoals je hier nu vrolijk door het huis huppelt. Ik hoor je nooit vragen om euthanasie. Hooguit waar de kinderen blijven.
– Ja, precies. Dat is toch gruwelijk!
– Voor wie? Ik vind het niet erg!
– Nou ik wel. En als jij begint te kwijlen achter de keukentafel dan laat ik je inslapen.
– Wat?
– Ja, gewoon, zoals jij dat gewild zou hebben.
– Huh?
– Wat?
– Maar, wanneer heb ik dat gezegd dan? Dat ik dan euthanasie wil?
– Dat wil je toch zeker wel!?
– Neuh! Helemaal niet!
– Ook niet als je gaat kwijlen?
– Nee, ook niet als ik ga kwijlen!
– Nou, ik wel hoor. De gedachte alleen al. Zo’n kwijlende kerel aan je keukentafel. Bah.
**