Er heerst een sociale kanker in dit land. Het is niet direct een kanker waar je aan sterft, het is wel een kanker die dodelijk is. Dodelijk voor het geloof in mensen, in systemen en in instituten. Dodelijk voor optimisme en dodelijk voor het vertrouwen in een goede afloop. Het is een kanker die cynisme aanwakkert, die agressie oproept en wanhopig maakt. Het is een kanker die dom maakt, die afstompt en die mensen murw maakt. De sociale kanker waar ik het over heb maakt iets stuk dat mij lief is. Die kanker vernietigt namelijk de brug tussen wie we zijn en wat we doen.
Ik noem het een kanker omdat het een kwaadaardig fenomeen is en op zeer agressieve wijze door allerlei organisaties heen lijkt te woekeren.

Dit land krioelt van medewerkers en functionarissen die – om te overleven wellicht – de koppeling tussen wie zij zijn en wat zij doen hebben doorgeknipt. Zij draaien scripts af, lopen protocollen na en daarna evalueren zij elkaar. Zij spreken met u en mij naar een vooropgesteld eindpunt, een vooraf vastgelegde conclusie toe.
Wat u of ik aan de andere kant van de balie, de tafel of de telefoon ook aan argumenten inbrengen, wat er ook kan zijn dat nu juist onze situatie anders maakt dan die honderdduizenden die ons voorgingen; het maakt niet uit. Daar is het script niet op ingericht, daar is de medewerker niet voor geautoriseerd en dat leidt nooit naar het vooropgestelde resultaat. Niemand ‘gaat’ ook nog ergens over. In ieder geval nooit iemand waarmee jij spreekt. En zij die er over gaan krijgt u niet te spreken, zitten op een andere vestiging, werken niet op woensdag, zijn op vakantie, of ziek.

De functionaris in de eerste lijn – de frontlinie zeg maar – waarmee u aan tafel zit weet het ook wel. Hij of zij heeft van de directie de opdracht gekregen ‘geen uitzonderingen toe te staan’. Jou naar de directie verwijzen die dat geestdodende, dwaze en ronduit domme decreet heeft uitgevaardigd kan niet. Dat heet falen, je werk niet goed doen. Dat komt als een boemerang bij je terug. In het volgende voortgangsgesprek en het verkleint je kansen om uit deze shithole te komen.
Wat de functionaris er van vindt, wat de functionaris voelt en wat de functionaris tussen de regels hoort doet niet ter zake. Is ongewenste ballast. Moet worden losgelaten.
En dus wordt na verloop van tijd de navelstreng die ooit de mens met de functionaris verbond doorgeknipt.
Wat overblijft is een geprogrammeerd bloed rondpompend instrument ten dienste van de organisatie.
Luisteren, zien en voelen – of mens zijn – doe je maar in je eigen tijd.