8:45 uur
Mijn afspraak is nu. Ik weet, na ruim anderhalf jaar ervaring als poliloper dat je je daar niet al te veel bij voor moet stellen. Je moet gewoon gemiddeld een uur wachten. Standaard.
De eerste afspraak op de poli wordt gepland om 8:15 uur.
Trap ik niet meer in. Ook dan ben je pas tussen 9:00 en 9:15 aan de beurt.

Aan de tafel zit een enorme man in een rolstoel. Zo te zien is dat de enige klant die voor mij is.
Hij ziet er grauw uit. Bleek, opgeblazen en ontevreden.
Hij krijgt wat druppels in zijn ogen van een bijna tot aan pensioengerechtigde leeftijd afgesleten mannelijke verpleegkundige. Zo’n man die doet wat hij moet doen omdat hij moet doen wat hij doet maar in gedachten bij zijn modelspoorbaan op zolder zit. Weg van zijn collega’s die hij alleen maar in de weg loopt, weg van zijn manager die hem te duur vindt en weg van de artsen die 30 jaar jonger zijn en die niet goed worden van zijn eeuwige gezeur dat het vroeger allemaal zonder computer kon.
‘En zo’n lol in z’n werk hè?’, grap ik als de witte jas weer wegsukkelt.
De man in de rolstoel begint luidruchtig te klagen. Over dat het vroeger anders was. Dat hij anders aan zijn centen is gekomen. Negentig uur werken! Per week! In de horeca meneer. Maar ja, tegenwoordig hè? Het kan allemaal maar.
Ik ervaar diepe spijt en ga met m’n multi-functie-apparaatje aan het rommelen.
De man gromt gewoon door, terwijl zijn ogen de mijne blijven zoeken.
Uiteindelijk wordt de man van achter de tafel weggereden richting de behandel afdeling waar hij weer op de rem gezet wordt. .
Ik zie nu dat hij geen benen heeft. Ook niet tot boven de knie, helemaal geen benen dus.

‘Je kunt wel klagen, maar je hebt geen poot om op te staan!’, bedenk ik terwijl ik hem vanuit de verte gadesla.