– Hoi, ik ben Arienne.
– Hoi; Jeanette.
– Nou, dat was weer vroeg vanmorgen hè, Jeanette?
– Ach, ik vind het niet zo erg hoor.
– Nou, bij ons doet Stefan dit normaal hoor. Maar ja, die had een spoedklus. Op z’n werk. Iets belangrijks of zo. Acht uur, zaterdagmorgen. Da’s toch geen tijd voor een Hollander? Wat jij Jeanette?
– Ach, mij geeft het niks hoor. Je moet er toch uit hè, met drie jonge kinderen.
– Ik zeg altijd maar zo, ik ben er de hele week voor iedereen, maar zaterdags en zondags dan slaap ik uit. Basta. Dan mag jij het doen, zeg ik dan, tegen Stefan. Moet jij ook es doen Jeanette! Je ziet er moei uit.
– Ik ben alleen met de kinderen, dus dat gaat wat lastig.
– Ach jee, meid! Jeanette! Wat naar! Heb je geen man?
– Nee, ik ben gescheiden. Sinds kort.
– Heb je hem er uit gezet, je man!?
– Nee, hij is weggegaan.
– Een ander zeker hè? Ja, je hoort het zo vaak hè! Nou ja, ik zeg altijd maar: ‘geen hand vol maar een land vol’ Jeanette!
– Dat is het niet hoor. Hij werd ziek.
– Ziek? Ligt’ie in het ziekenhuis dan? Maar, dat is toch geen reden om te scheiden?
– Nee, hij werd geestelijk ziek. In de war. Ging vreemde dingen doen. En toen, in een heldere periode, heeft hij de scheiding aangevraagd en is hij weggegaan.
– Ja, dat is wel vreemd.
– Uit schaamte.
– Nou ja, misschien maar beter ook zo hè. Ik bedoel, om nou met een gestoorde in één huis te leven. Straks doet’ie de kinderen nog wat aan.
– Ik houd nog heel veel van Sam. Sam is een hele lieve man. Ik mis hem.
– Ach meid, het komt vast wel weer goed. Je bent jong, je ziet er nog leuk uit.
– Ik… Ik geloof dat ze het veld opkomen.
– Oh, ja, kijk! Daar, die nummer vijf! Dat is Stefan junior! Precies ze vader!
**