– Misschien moet je met haar gaan samenwonen.
– Pardon?
– Ik zeg: misschien moet je met haar gaan samenwonen.
– Ja, dat hoor ik wel dat je dat zegt, maar waar sláát dat nou weer op?
– Nou, jullie kunnen alles zo lekker bespreken. Toch?
– Henk, wat zeur je nou man? Katlijn is mijn vriendin, daar bel ik mee. Zoals vriendinnen doen.
– Iedere dag?
– Wat ‘iedere dag’?
– Nou, je belt iedere dag met die miep volgens mij. Laat die griet een eigen leven zoeken. Kijk, jij hebt dus wel gewoon een man!
– Doe jij es effe normaal zeg!? Ik maak toch zeker zelf wel uit met wie ik hier bel?!
– O ja? En, waar gaat dat dan over? Dat bellen?
– Ben jij nou werkelijk jaloers op mijn vriendin waarmee ik een telefoongesprek voer?
– Nee, ik ben helemaal niet jaloers op jouw vriendin! Ik word er alleen helemaal niet bien van dat jij je zo laat gebruiken door dat mokkel. Zij zeikt bij jou over zaken waarover ze bij haar vent zou moeten zeiken!
– Ja, Henk. Ha-ha-ha! ‘Haar vent’, die heeft Katlijn dus niet!
– I rest my case.
– En hoe bedoel je dat eigenlijk? ‘Zaken waarover ze bij haar vent zou moeten zeiken’?
– Net zoals ik het zeg. Zij zeikt tegen jou, in plaats van tegen haar vent.
– O, dus die dingen waar wij het over hebben, dat is eigenlijk ‘gezeik’?
– Ja hoor, daar gaan we weer! Bah, wat flauw!
– Wat nou ‘bah wat flauw’?!
– Jij verlegt de aandacht! Ik heb het over het gezeik van Katlijn, en wat doe jij?? Jij draait en frummelt het weer zo dat het over jou gaat! Nou heb ik het weer gedaan!
– Godverdomme Henk!!
– Ja, wat nou ‘godverdomme Henk’?!
– Laat maar. Alsjeblieft láát maar Henk! Ik wil het er niet over hebben.
– Nee, Marlies, je zegt het verkeerd. Je wilt het er niet met MIJ over hebben!!
– Ja Henk, dat klopt. Ik wil het er met jou niet meer over hebben!
– Bel je Katlijn toch even? Die is het vast helemaal met je eens.
– God-ver-domme!! Klootzak!