– Met het ANP goedemiddag.
– Fuck You!
– Pardon, met wie spreek ik?
– Met mij, en het kan me geen ene moer schelen!
– Ehh, pardon. Ik begrijp u niet.
– Ah, kijk. Daar komt al een deel van de aap uit de mouw. Meneer begrijpt het niet!
– Sorry hoor, ik weet niet met wie ik spreek en waarover u het heeft.
– U kent mij niet zegt u?
– Nee, niet dat ik weet.
– En als ik u zeg dat mijn naam Jeroen Krabbé is? Kent u mij dan?
– Ja, als u Jeroen Krabbé bent dan weet ik wel wie u bent.
– Precies!! I rest my case!
– Eh, ik geloof werkelijk niet dat ik u begrijp.
– Luister, vrind, het gaat er om dat ik het allemaal wel best vind. De, volgens mijn goede vrind Bernhard von Lippe-Biesterfeld, kleinzielige Hollandse geest heeft het blijkbaar nodig, en ik vind het prima. Het volk heeft een schuldige, een zondebok nodig. Iemand de schuld geven is is een equivalent van ‘jaloers zijn op’. Je geeft bij voorkeur aan iemand de schuld die je benijdt. Die je afgunstig bent. En, het moet gezegd, men is mij afgunstig. Dat ben ik gewoon geworden. En, dat mag ook gezegd, ik ben er gewoon onder gebleven. Ik ben blank, succesvol en hetero. Succesvol hetero!! Ik lig zogezegd erg goed bij de vrouwtjes. Ik doop mijn kwast nog dagelijks in de thinner! Zonder blauwe pillen meneer!
– Maar, meneer Krabbé, waar krijgt u dan de schuld van? En, wie geeft u de schuld?
– U stelt mij twee vragen, u krijgt drie antwoorden. 1: Ik krijg, binnen een week na nu, overal de schuld van. 2: Iedereen. Iedereen geeft mij overal de schuld van. 3: Nee. Het doet mij niets! Het lag allemaal al vast. John F. heeft mij destijds nog gewaarschuwd, toen ik hem wat bijscholing in het houden van redevoeringen gaf.
– John F.?
– Ja, John F.! Echtgenoot van Jackie. Broer van Edward. Opponent van Fidel. Luister. Ik ben geen arrogante, op zichzelf geilende zelfbevlekker. Dat weet ik, dat wist Juul, dat weet Bea en dat weet Willem. En daar gaat het om meneer! Dat je echte vrienden, ik noem een Joost, een Jan-Peter, een JC, een Silvio, een Margret, een Mahatma weten wie je bent, je respecteren, je de eer en de bejegening geven die je verdient. En dat het volk je dan afgunstig is en vervolgens overal de schuld van gaan geven, dat hoort er bij. Om met mijn goede vrind Jan-Peter te spreken: ik werpe dat verre van mij.
– Maar, meneer Krabbé. Waarom, precies, belt u nu naar het ANP?
– O ja, sorry. ik liet mij even gaan. Het gaat om het volgende. Is mijn telefoonnummer jullie nog wel bekend?
– Uw telefoonnummer?
– Ja, kijk ik had vorige week geen beltegoed, toen Coen ging. Ik had een mooie anekdote klaar, ik dacht, u belt wel. Maar u heeft niet gebeld. Dus ik dacht, ik zal voor de zekerheid mijn nummer nog even doorbellen.

[U kunt nog tot donderdag 12.00 uur stemmen om Jeroen Krabbé door de eerste verkiezingsronde heen te helpen!!]