Al 12 jaar heb ik in een la een doosje. Het is een oud kartonnen bonbondoosje en in dat doosje zitten losse oude blaadjes en velletjes. Ze zijn beschreven met een ouderwets handschrift. Het handschrift van een schooljuf uit vervlogen tijden; het handschrift is van mijn oma.
Op de velletjes staan gerechten. Vrij bijzondere gerechten.

Mijn Oma is zo’n 12 jaar geleden overleden en heeft lang daarvoor een paar jaar in een interneringskamp in Indië gezeten. De Japanse bezetters vonden Nederlanders en alle mixen van Nederlanders koloniale bezetters en die werden in kampen gezet. In Indië was het warm en de Japanners waren over het algemeen geen fijnzinnige lui. De discipline, de terreur en de angst waren constant aanwezig. De jappenkampen waren de hel op aarde in de stomende hitte.

Mijn oma en mijn moeder zijn mijn twee belangrijkste informatiebronnen over deze tijd. Het was niet dat het onbesproken bleef, maar niet vaak begonnen zij er zelf over.
Ik herinner mij levendig dat de Japanse Keizer, Hirohito, naar Nederland zou komen voor een staatsbezoek. Dat was halverwege de jaren 70, ik was een jaar of tien. Ik heb geen idee of dat bezoek doorgegaan is of niet. Maar ik weet wel hoe een golf van oprechte verontwaardiging door de Indo gemeenschap ging.
Het was voor hen een klap in het gezicht en gaf blijk van het onbegrip van Nederlanders over de oorlogsperiode in Nederlands-Indië. Het werd beangstigend duidelijk dat Indië geen onderdeel uitmaakte van de Nederlandse geschiedenis. Dat onbegrip was vaak de aanleiding om de jappenkampen ter sprake te brengen. Het idee om de herinnering levend te houden was minder belangrijk dan de behoefte aan de erkenning dat het er vreselijk was geweest. Dat Nederlands-Indië er ook bij hoorde wanneer het over ‘ons’ ging. Niemand voelde zich meer Nederlands dan de Indische Nederlanders.

Het geneuzel over sawa’s en vulkanen, over ‘lieve inlanders’ en moorddadige paljassen, het was iets waar Nederland geen boodschap aan had in de tijd van de wederopbouw. Nederland had zijn eigen problemen en behoefte aan eigen helden.
En dat is het punt, de Indische geschiedenis is ook onderdeel van de ‘eigen problemen’ en van het ‘eigen heldendom’.
Althans volgens de blauwen, de Indiëgangers, de totoks, de indo’s, en niet te vergeten de pindachinezen.

Dit is het 1e van 5 delen waarin Alexander Valeton vertelt over zijn oma die jaren gevangen zat in een jappenkamp. Bij ieder verhaaltje wordt een recept uit het bonbondoosje gepubliceerd.