Volgens van Dale is een egoïst ‘iemand die alleen aan zichzelf denkt’. Ik zou zo iemand eerder gehandicapt noemen Immers; het is praktisch bijna een onmogelijkheid om niet aan een ander te denken en voor een egoïst lijkt het me ook zinloos.
Alleen de ware egoïst houdt rekening met de ander, dat komt namelijk de eigen bevrediging ten goede.. 

‘Jantje, geef je vriendjes ook eens een snoepje! Wees niet zo’n egoïst.’
Dit is, kort door de bocht, hoe wij de term egoïsme in de regel gebruiken. Het grootste stuk taart pakken, ‘ikke ikke en de rest kan stikken’, een schutting plaatsen die de zon van de buren wegneemt, van die dingen.
Alsof egoïsme een slechte karaktereigenschap is en alsof we niet allemaal egoïsten zijn.

We verlaten allemaal als egoïsten de moederschoot. Of u moet denken dat er wel baby’s zijn die wachten met poepen, kotsen en honger hebben tot moeders daar tijd voor, en zin in heeft. Nee, ik. Ik en nog eens ik.
Ik moet poepen, ik moet vreten, ik moet aandacht en ik voel me niet lekker. En dat moet jij verhelpen.
En als die kleine schat dan stil is, en met een glimlach op het snoetje de volgende partij poep ligt voor te kleien, dan doet dat mormel dat niet om jou iets terug te geven, nee, het vruchtje geeft uiting aan zijn of haar eigen welbehagen.
De egoïst.

Nog in de wieg krijgen we in ons jonge leventje de eerste signalen – al verstaan we ze nog niet – dat het ‘ikke ikke ikke’ niet altijd gewenst is. ‘M’n kleine hoetepetoetie moet nog even wachten hè, mammiepammie moet eerst nog even mellekie mellekie opwarmen doen hoor.’ (Dat de meeste kinderen het na het aanhoren van zulk hersenloos gebral het op een schreeuwen zetten is in mijn ogen volkomen terecht trouwens, maar dat is een heel ander verhaal.) We leren al snel dat we niet ‘alleen op de wereld zijn’.

Als we wat groter zijn wordt die boodschap er jarenlang stevig ingemetseld. Thuis in het gezin, op school, de sportvereniging; overal wordt egoïsme ontmoedigd en afgeleerd.
De finale les is de relatie.
Als pure egoïst ben je niet of nauwelijks in staat een relatie te onderhouden. Immers, de ander in de relatie wil over het algemeen wel iets aan je geven, maar dan dient daar wel wat voor terug te komen. De ander is namelijk ook een egoïst.

‘Je kunt het gedrag wel uit de egoist halen, maar niet de egoïst uit het gedrag’ 

Ik bedoel daarmee dat we wel leren hoe wij ons minder egoïstisch moeten opstellen, maar wij leren dit uiteraard omdat het de enige weg is om onze egoïstische behoeften te bevredigen.

Wij doen namelijk dingen voor een ander omdat wij daar ‘iets’ voor terug krijgen.
‘Welnee!! Je bent zo negatief!!’, ik hoor het u denken.
Maar het is echt wel zo.
Wellicht niet altijd alleen maar omdat we er iets voor terug krijgen, maar het speelt een belangrijke rol.

De Jehova die langs de deuren sjouwt doet dat niet omdat hij ons wil redden, primair hoopt hij er zichzelf mee te redden.
De vrijwilliger die arme poezenbeesten een thuis biedt doet dat niet in de eerste plaats om arme poezenbeestjes te redden. Nee, de arme poezenbeestenredder wil voor zichzelf het gevoel hebben iets te doen aan het rottige leven van arme, verstoten poezenbeesten. Of dacht u soms dat de arme poezenbeestenredder net als ik een enorme teringhekel aan armepoezenbeesten heeft maar, geheel vrij van egoïsme, ondanks die haat tegen armepoezenbeesten, toch al zijn vrije tijd er in steekt?
Ik dacht het niet.

De hardwerkende priester die tegen een schamele boterham diep in donker Afrika arme zwarte kindertjes gaat lesgeven is ook een egoïst. De ‘beloning’ die hij zoekt bestaat niet uit geld, maar uit de hemel, en een goed gevoel, het gevoel iets zinnigs te doen, het bestaan inhoud te geven.

‘Moeder Teresa is wel de grootste egoïst’, dat zei mijn vader eens.
En ik snap dat wel.
Want iemand als moeder Teresa heeft nog nooit rekening gehouden met een ander waar het gaat om het vervullen van haar doelen.

En nee, dat is niet erg. Het is juist aan te bevelen. En dan bedoel ik niet dat we ons in praktijk allemaal een stuk egoïstischer moeten gaan opstellen, ik bedoel daarmee dat het goed is om te weten van jezelf dat wat je voor een ander doet je ook grotendeels voor jezelf doet.
Dat scheelt bijvoorbeeld een hoop ‘teleurstelling’ in de anderen.
De ander stelt jou niet teleur.
Wat je teleurstelt is over het algemeen dat je niet evenredig wordt uitbetaald voor de door jou geleverde  inspanning.
De krenking van je ik.
Jouw ego.