“Haat die herrie. De mensen. Achterhoede. Voorbehoeding van tegendraadsheid. De draad. Koffie, dat kun je ook missen. Zoals zij, kom, zij. Margreet. Marie. Marianne. Nee.
Karbo.. Karbovabo. Karbonade. Ja. Met jus. Vet dat tegen de ramen loopt.
Ontegenzeggelijk. Zeg het. Zwijg. Of dan. Terloops.
Hou vast. Kar-bo-na-de. Karbonade met jus. Of dorst. Water. Wa-ter. Ik wil wa-ter. In een kopje.
Blauwe kopjes. In de vaat. Naast borden. En pannen. Mes en vrok. Nee, vo-rruk. Vorruk. En lepels, voor soep. Met ballen. En blees. Nee, vlees. Draadjesvlees. De draad. Karbonaad.
Karbonades.
Of water.
Manuele. Manuela. Drie schepjes suiker. In de koffie. Melk. Van koeien. Weilanden van koeien. Grammofoonplaat. Koeienvlaai en vla. Honger in een kopje doen.
Of dorst.
Karbonades van water.
Plassen. Ik moet plassen. Door de plassen. Stampen. Mutsje op. Heb jij tanden gepoetst. En kammen. Kip. Vork. Prikken. Vorken prikken.
Of dorst in water.
Ma, het is ma. Ma-rianne. Ma-rie. Ma-ma. Maar. Maat. Regel. De jas koud aan. Met laarsjes en een strikje op je kopje. Met soep. Blauwe kopjes met soep. Karbonades. Vol soep.
Of water.
Ik heb dorst van water. Honger naar water. En karbonades. Of water.
Ma! Rie!
Wa-ter! In een karbonade.
Ik plas. Warme plas. Broek. Bruin. Bruine broek met water.
Ik moet nu dorst.
Van water graag.”