Onder de Eikenboom is de laatste trein naar het definitieve eindstation; de dood.
Al haar reizigers hebben een langere reis achter de rug, dan voor de boeg.
Een reis die hen gevormd heeft. Geluk, verdriet, succes en falen. Honger en overvloed.
Oorlog ook, soms wel meer dan een.
De meeste van de Eikenboom reizigers zijn eigenlijk niet eens meer op de heenreis ergens naartoe. Zij zijn op een terugreis.
Terug naar stevig vastgeketende herinneringen, terug naar kinderlijke behoeften en terug naar basale driften.
Achteruitlopend in een trein die hen hobbelend en schuddend dichter bij het eindstation brengt.

In Onder de Eikenboom is plaats voor slechts 25 reizigers. Meer stoelen zijn er niet.
Er zijn jaren geweest dat er wel 35 passagiers instapten.
Nooit tegelijkertijd, er was bij vlagen sprake van een flinke doorstroming.
En, al klinkt het clichématig; vooral als de blaadjes vielen. In de herfst.

Er begint iemand te hoesten, er valt iemand tegen de grond of er wordt iemand niet meer wakker na een middagdutje.
Soms stappen er zo maar drie mensen in één week uit de voortsukkelende trein.
Dat valt op, wanneer er maximaal 25 zitplaatsen zijn. Dat valt iedereen op.
Dat valt ook mensen op die eigenlijk al in een andere trein zitten, omdat zij op de terugreis zijn.
Een trein die nooit bij een eindstation aankomt, maar een trein die iedereen uiteindelijk tot zijn eigen eindstation brengt.

Zonder dat ook maar één passagier naar de noodrem grijpt of de conducteur aanspreekt wordt steeds duidelijker dat de meeste passagiers menen in de verkeerde trein te zitten. Dat zij de verkeerde reis hebben geboekt. Dat zij een andere route hadden willen of moeten nemen.
Dat zij het gezelschap waarmee zij de reis hebben aangevangen onderweg zijn zoekgeraakt.
Dat zij de weg kwijt zijn.

Alleen nieuwe passagiers brengen voldoende prikkels om de rust te laten wederkeren.