Voor het replica huisje op Checkpoint Charlie danst een neger in uniform een slapstick achtige dans. Bijna manisch blaast hij daarbij op een oud en gekreukeld trompetje.
Vanaf de nu houten muren met geplakte graffiti kijken rennende Oost Berlijners achterom, naar huis.
Drie Trabantjes worden aangeduwd door een groep in lederhosen gestoken bierbuiken. Petjes met veren.

Ik koop een Bugatti Veyron van een voormalig Stasi officier in een steegje aan de Friedrichstraße, het geld komt wel, zegt hij. ‘Benzina! Benzina!’, klinkt een zachte vrouwenstem. Maar in de straten van Oost Berlijn kan ik alleen drankstations vinden. ‘Original Ost Schnapps, Benzin Für Männer!’, schreeuwen de uithangborden.

De ingestapte zwerver met het manke been stinkt zo verschrikkelijk dat ik kokhalzend uit de auto rol. Station Ostkreutz ga ik niet binnen, het omarmd mij en zuigt mij in een bedompte, grijze tunnel.
De stank van de zwerver gaat over in de geur van Schweingebrat met kartoffeln en verschraalt bier.

Dan nog slechts de geur van vuur en het gebulder van vallend steen, het geschreeuw van vrouwen en het loeien van luchtalarm.
‘Hier, snel!!’, een vrouw wenkt mij vanachter een zware gietijzeren deur.
Achter haar zie ik een rode gloed van vuur, Kurt Prüfer van Topf und Söhne legt zijn hand op mijn schouder en zegt dat ik echt niets te vrezen heb.
Een Duitse herdershond zakt jankend ineen terwijl zijn baas grimmig lachend zich een kogel door het hoofd jaagt.