Maand: augustus 2010

Peter ‘Rapalje’ de Vries

Het valt uiteraard niet mee. Om als ‘nationale misdaadverslaggever’ je kop boven het maaiveld te houden. Dat betekent dat je met grote regelmaat op je tenen moet lopen.
Afgeleefde artiesten, die staan er bekend om zelf de Privé, Story en Mijn Geheim te bellen met hun ach een wee, in wanhopige pogingen om vooral in het nieuws te blijven.
Peter R. doet het anders, hij werd gearresteerd in Australië.
En dat werd tijd, het was een beetje stil rond Peter R.

Nee, het gaat mij er niet om te willen suggereren dat Peter R. terecht, of onterecht is gearresteerd.
Nee, het gaat mij er niet om het werk van Peter R., zoeken naar een moordenaar, te kritiseren.

Het kan best zo zijn dat Petertje gewoon aan het hek stond en hard geroepen heeft: ‘Hééé, Daniel Ross!!! Kom es, ik heb een brief voor je!!’
En dat vervolgens Daniel in blinde paniek de politie heeft gebeld, de zaak schromelijk heeft overdreven, en Peter R. dus op een belachelijke grond een nacht heeft vastgezeten.
Dat kan.

Het kan net zo goed zijn dat Peter R. aan de deur heeft gestaan, heeft aangebeld en dat Daniel Ross heeft gezegd: ‘Rot op van mijn erf en ik wil geen brief!’ Waarna Peter is blijven jengelen voor het raam en aan de deur. Dat mag niet. Punt. En dus wordt je weggestuurd.
In Australië is dat wellicht meteen reden je in het cachot te werpen, maar dat moeten ze daar zelf weten.
Dat kan ook.

Hoe dan ook, de medewerker van de Vries, Chantal van Schuylenburgh ,bekende meteen schuld. wat ik dan wel weer wat raar vind.

Maar goed, dit even terzijde.

Waar het mij om gaat is dat Peter R. op zijn website verslag doet van dit incident, en dan specifiek HOE Peter R. daar verslag van doet.
Geen woord over Mariska Mast, het slachtoffer in deze moordzaak.
Geen enkele link naar een dossier Mariska Mast (of naar Daniel Ross).
Geen enkele foto van Mariska Mast (of Daniel Ross).

Wat er wel staat is een stuk van bijna 500 woorden over het ‘avontuur van Peter R. Dat hij zich moest uitkleden. En dat de cel zo koud was. En dat er een plastic matras was. En verder niets. En de muren van beton.
Maar, je bent met een maatschappelijk belang bezig, dus wordt er uiteraard wel afgesloten met een passende ‘verantwoording’:

‘Gevolg van onze arrestatie is wel dat er nu in de media en tot op het hoogte justitie niveau ineens aandacht is voor de zaak van de voortvluchtige Daniel Ross. Dat maakt het voor allemaal waard’.

Kijk in de kranten, kijk op nieuwssites.
Inderdaad Peter R. Daar is wel aandacht voor de zaak Mariska Mast.

Niet te peilen

De volgende foto plaatste Ben Hoogenboom bij zijn stukje ‘Gedoogsteun‘. Terloops meldde Ben dat de foto een prijs waard is. Ik ben het met Ben eens.

Scherpe blik
Doffe ogen
Toegeknepen mond

Vastberaden
Alleen te peilen
Voor Maurice de Hond

Luister!
Huiver!
IK, ben het geweten!

Alleen jammer dat ik
Uitgerekend nu
M’n broek heb volgescheten

De Opstelling

Theo Bos, trainer van Vitesse, de voetbalclub die overgenomen lijkt door de Georgiër Merab Jordania, maar in werkelijkheid nu eigendom is van de Rus Roman Abramovich, die weer eigenaar is van Chelsea, die Theo Bos dus, kent maar één opwinding, die van de volgende wedstrijd.
Theo Bos zat dan ook niet, zoals de rest van de Vitesse staf aan de champagne, maar diep gebogen over een maagdelijk wit vel papier en met in zijn hoofd een lijst van spelers. Zijn ‘materiaal’, zoals hij dat liefkozend noemt.
De opstelling voor de komende wedstrijd tegen FC Twente, daar kon Theo Bos bijvoorbeeld opgewonden van raken. En zolang hij trainer was, en dus hij de opstelling en de tactiek kon bepalen, was de rest hem worst.
Of borsjt zo men wenst.

– Met Theo.
– Yes, hi, Tsiejoe, hier je spreek met Merab.
– Met wie?
– Merab Jordania! Your boss!
– Oh, ja natuurlijk. Sorry hoor, ik zat met mijn hoofd zo in de opstelling. I was working on the..
– Tsiejoe! Asblief, jij praat Nederlands met Merab. Ich bin ein Vitessenaar!
– Oh, ok, goed. Ik ben dus bezig met de opstelling voor aankomende za…
– Precies!! Ik bel ook. Voor op-stellling!
– Ehh… hoezo?
– Ik denk, jij gaan op die doel zet doen Veltsjhoes.
– Eh, meneer Jordania, ik wil niet ondankbaar lijken of zo, maar de opstelling, die bepaal ik!
– Ja! Geel goed Tsiejoe, jij vetaal die. Goeje plan. Jij vetaal aan iedereen.
– Ik geloof niet dat ik u begrijp?
– Ik zeg, jij vetaal alle menschen wie gaan spelen waar. Ok?
– Ehh..
– Goed, wij zijn eensch. Dus die doel gaan zetten jij Veltsjhoes.
– Ja zeg, godverdomme, IK BEPAAL DE OPSTELLING!!
– Roestig Tsiejoe. Jij mag heus opstjelling vetalen. Ik ga niet eens opstelling kunnen vetalen, zaterdag ik ben gelemaal niet in Vitesse, ik ben zjaterdag in Chelsea.
– ??
– Wat jij vind eigenloek al van mijn Nederlands? Best gjoed he?

Babyboomer

Ik was een jaar of 18 toen ik in een hevige discussie verzeild raakte met de nieuwe vriend van onze buurvrouw. Dit liep zo hoog op, en de man voelde zich door mij zo gekwetst en gefrustreerd, dat hij op enig moment met tranen in zijn ogen de deur uitliep en woest in zijn lelijke eend wegscheurde.
Nou ja, woest probeerde weg te scheuren eigenlijk.
Het was tenslotte een lelijke eend.

Het probleem waardoor hij zich zo gekwetst voelde was dat ik hem, en al zijn generatiegenoten, niet ontzettend dankbaar was voor alles wat zij, voor mij, bereikt hadden.
De ‘bevrijding’, mijn bevrijding, daarvoor hadden hij en zijn generatiegenoten gevochten, geprotesteerd en op de barricades gestaan.
Buiten het feit dat ik werkelijk geen idee had waarover de man zat te raaskallen was ik er bij gebaat dat de man opzoutte.
Het was zo’n doorgeschoten hippie die vond dat alles kon en mocht en vooral alles wat hij vond ‘helemaal te gek was’ maar met z’n popie jopie gedoe wel mooi het bier van de buurvrouw opzoop, zelf nooit bier meenam en mogelijk ook de dochter van mijn buurvrouw het bed in wist te praten.
En dat ging mij te ver.
Die wilde ik namelijk voor mijzelf.

Veel was er niet voor nodig om de hippie tot wanhoop te drijven.
Een simpel: ‘Ik heb jou nooit ergens om gevraagd, en dus hoef ik jou en al je vrienden ook nergens dankbaar voor te zijn’, was genoeg.

Ik ben van oktober 1960 en dus ben ik, zo wordt mij de laatste tijd steeds vaker en harder ingepeperd een ‘babyboomer’.
Dat is zoiets als dat je neger bent, of Jood, of homo.
Het zegt namelijk niets over mij als individu, het zegt in dit geval iets over mijn geboortejaar.
En dat geboortejaar bepaald welke stigma’s, vooroordelen en verwijten bij jou, als babyboomer, passen.
Dat gaat twee kanten op.
Enerzijds bepaald mijn geboortedatum klaarblijkelijk welke vooroordelen, stigma’s, normen en waarden en verwijten ik er op na houd, en het bepaald daarmee ook gemakshalve welke labels (vooroordelen, stigma’s, normen en waarden en verwijten) vrijelijk op mij te plakken zijn.
Omdat wat voor sommige (of veel) babyboomers geldt, ook voor mij geldt.
‘Ah, zie je wel, een babyboomer!’
Klinkt als: ‘Ah, zie je wel: een jodenstreek!’, ‘Typisch een neger!’ of ‘U bent zeker een homo?’

Ik heb niet hoeven knokken (behalve voor mijn eigen huis en tuintje dan), heb geen barricades hoeven slechten en heb niet meegeholpen aan het veranderen, beter maken, van de wereld.
Ik groeide op in een periode waarin mijn ouders, en die van mijn vriendjes, ineens redelijke welvaart kenden. Ik kon naar school, ik kon me uitspreken, ik mocht studeren. Ik mocht eigenlijk alles.
Mij is geen strobreed in de weg gelegd.
Dat ik een zeer gefrustreerd ventje was die er allemaal niets mee deed is mijn persoonlijke tragiek, geen gevolg van de tijd waarin ik opgroeide.

Dat ‘warme nestje’ van welvaart en gemak waarin ik al die jaren zo heerlijk in heb liggen pitten zonder mij al te druk te maken over wat er om mij heen gebeurde heeft, als ik de kritiek tenminste een beetje begrijp, er toe geleid dat ik als ‘babyboomer’ mij ben gedragen als iemand die vooral niet te veel heisa wenst, die niet te veel wil nadenken, of in ieder geval niet opnieuw zaken wenst te bezien en die vooral niet wil dat er aan zijn zekerheden en zijn normen en waarden getornd wordt.
Het is allemaal al ingewikkeld genoeg.
‘Stil!! De babyboom moraalridder wil graag een beetje rust ja!’
En als er dan toch al over gediscussieerd moet worden, dan wel graag op mijn voorwaarden.

Ik kan mij wel wat voorstellen bij die kritiek.

Iets anders wordt het wanneer ik het idee krijg dat ik met name aangesproken wordt omdat ik op het verkeerde feestje ben beland.
Waar mijn aanwezigheid niet meer dan gedoogd wordt, maar waar ik geacht wordt mijn onzinnige gedachten voor mij te houden en nog liever, op te hoepelen.
Niet zozeer om wie ik ben, maar meer omdat ik ‘babyboomer’ ben.

Maar daarom stap ik nog niet gefrustreerd en huilend in mijn Amerikaanse Oldtimer om benzine slurpend en met gierende banden het feestgedruis te verlaten.

Zelfmoord als redding

De CSI dokter schreef een blog over een beladen onderwerp: zelfmoord De titel luidt ‘Zelfmoord bestaat niet‘. En, hoewel ik het een goed stuk vind, in mijn ogen ontbreekt er een belangrijk aspect. Als psychiatrisch verpleegkundige heb ik meer suïcides meegemaakt dan mij lief is. Maar, hoe gruwelijk ook, vaak had ik begrip voor de daad en veel minder voor de manier waarop.

Het punt dat ik wil maken is dat het een veelvoorkomende gedachte is dat iemand die suïcide heeft gepleegd ‘te redden’ zou zijn geweest.
Te redden omdat problemen wel groot en onoverkomelijk lijken, maar het vaak niet zijn.
Te redden wanneer de zelfmoordenaar de problemen maar had kunnen delen, er over in gesprek had kunnen gaan of zich had willen laten helpen.
Maar een zwak punt in die gedachte is dat wij deze mogelijkheden zien vanuit ons eigen perspectief, en niet dat van de suïcideplegers.

De praktijk leert mij namelijk dat lang niet alle mensen te redden zijn.
Zij zijn op z’n best ‘in leven te houden’.
(En natuurlijk zijn er impulsieve zelfmoordenaars en natuurlijk zijn er veel depressieve mensen die een suïcidale periode kunnen overwinnen en daarna ‘kwaliteit van leven’ vinden. Die groep doel ik hier niet op.)

Hieronder beschrijf ik een aantal suïcides waar ik persoonlijk een vorm van begrip voor kon opbrengen.
De methode om zich het leven te benemen die door die mensen gehanteerd werd, dat is een heel ander verhaal.

Een jongen van 18 jaar. Hoog intelligent, sociaal perfect ingebed. Veel vrienden, goede school, warm nest, muzikaal, creatief, lid van verenigingen, mooie vriendin, een mooi toekomstperspectief.
Tot het moment waarop deze jongen in een half jaar tijd 2 heel ernstige en langdurige psychotische episodes krijgt.
De medicatie die hij krijgt nemen de gruwelijke symptomen van zijn ziekte weg, maar het neemt daarnaast nog veel meer van hem af.
Om kort te gaan, een jaar lang probeert de jongeman te accepteren dat hij zal moeten leven met een zeer ernstige handicap. Een handicap die medicijnengebruik eist. En de medicatie die werkt heeft invloed op zijn hersenen, zijn gedachtewereld, zijn seksualiteit, zijn lichaamsbeleving. Het is een knellend harnas.
Niet slikken is gek worden.
Wel slikken is uitgedoofd zijn.
En dan ben je 18.
De toekomst zoals hij die voor zich zag, bedacht had en gewenst had ligt aan duigen.
De jongen overziet zijn toekomstbeeld en besluit dit niet te willen.
Tijdens een ‘goede’ periode is hij een weekeinde thuis en trekt een plastic zak over zijn hoofd.

Een man van 50 wordt opgenomen omdat hij suïcidaal is. Zijn  vrouw is overleden.
Onderzoek wijst uit dat de man niet ‘ziek’ is in de zin van een psychiatrische stoornis. Hij zegt: ‘Mijn vrouw zorgde voor het eten, de was, structuur en al het andere in mijn leven. Ik heb gewoonweg geen zin om voor mijzelf te zorgen. Voor mij hoeft dat niet. Als u mij wilt helpen, doodt mij dan.’
Aangezien een psychiatrische grond ontbreekt wordt de maatregel waarmee de man is opgenomen opgeheven. Hierop loopt hij naar buiten, pakt de lift in een flat en springt naar beneden.

Een jongen van 25 is al vanaf zijn 18e psychiatrisch patiënt. Een tiental opnames, langdurige behandeling en een breed scala aan medicamenten heeft niet kunnen voorkomen dat hij 24 uur per dag de meest vreselijke dingen hoort en ziet.
Naast het gebruik van medicatie grijpt de jongeman veelvuldig naar grote hoeveelheden alcohol en softdrugs, alles om de ellendige stemmen en beelden uit zijn hoofd te bannen.
Niets helpt voor langere tijd.
Zijn manier om de dag enigszins dragelijk door te komen is om, met het volume maximaal, cd’s te draaien en op het ritme, staand achter een stoel, zijn lichaam heen en weer te wiegen.
Na een poging of 4, steeds weer mislukt omdat hij zich voor de daad liet vollopen met alcohol waardoor de moed hem in de schoenen zakte, stapt hij volkomen nuchter en helder van geest voor een trein.

In ‘Onder de Eikenboom (Een helder moment)‘ beschrijf ik het verhaal van een oude man die zich bewust wordt van de dementie die hem langzaam de hersenen aan het wegvreten is.
In een helder moment neemt hij de beslissing om niet meer te eten en te drinken.
Korte tijd later sterft hij.

Dat er mensen zijn die de dood als redding zien daar heb ik begrip voor leren opbrengen.
Dat mensen zulke gruwelijke methoden (menen te moeten) gebruiken als voor treinen gaan staan, van flatgebouwen afspringen en zakken over het hoofd trekken zegt iets over hen, en wellicht iets over ons.

Maar wat, daar ben ik nog altijd niet achter.