Dag: 30 mei 2010

It rêsthûs foar âlde kij

Berend heeft iets met koeien, of ‘kij’ zoals de Friezen zeggen. Vader Quest zei altijd ‘denken moet je aan aan een koe overlaten, die heeft een veel grotere kop’. Maar Berend kijkt anders naar koeien.
Berend Quest vindt koeien lief.

Koeien zijn lief, nieuwsgierig, voorzichtig en rustig.
Een weiland met koeien, Berend kan er niet voorbij lopen zonder even het land in te stappen, door de knieën te gaan en te wachten tot de dames, voorzichtig, schouder aan schouder elkaar richting de vreemde eend in de bijt te duwen.
Koeien zijn namelijk nog meer nieuwsgierig dan bang.

Eenmaal tot op armlengte afstand genaderd blazen de meiden met grote ogen de geur van vermalen gras in zijn richting. Een snuif, een schuddekop en een nieuwsgierige, natte neus.
En soms een haal van een ruwe natte tong.

Jonge koeien in een weiland langs een wandel- of fietspad, zoals de langs Trekvaart tussen Burgwerd en Bolsward, lopen met je mee. Eén zo’n grietje begint en een paar seconden later huppelt het hele klasje langs het schrikdraad een eindje met je op.
Aan het eind van het afgezette stuk land blijven de dames staan en wandel jij verder.
De meiden kijken je na.
Ze fluiten niet, ze roepen niet.
Zij zwijgen, uitdrukkingsloos.
En als je terugkomt dan hoef je ze maar te roepen en het feestje begint opnieuw.

Koeien en een weiland. Zo hoort dat.
Het is jammer dat dat in onze welvaartsstaat niet meer de standaard situatie is.
Dat een koe niet geacht wordt te grazen, maar moet produceren.
En als dat efficiënter kan in een schuur, dan doen we dat.
Van dier naar melk- of vlees producent.

Iemand die van de liefde voor koeien zijn missie heeft gemaakt is Bert Hollander.
Berend vindt dat Bertje best een mooi leven heeft gerealiseerd.
Zowel voor Bertje, als voor de oudere zwart- witte en bonte koedames.

Een stukje video van OmropFryslan.

Het UNICEF Open Deel II

Vrijdag 28 mei plaatste ik een stukje over het Unicef Open 2010. Kern van dat verhaal was mijn vraag of sponsoring van een ATP tennistoernooi door een organisatie als Unicef kan of niet kan.
Het blijkt anders te zitten. Unicef betaalt niets voor de naamsverbintenis. Unicef haalt er alleen maar geld op.
Dat is leuk, dat is zeer leuk. Voor Unicef.
Maar, een tennistoernooi kost veel geld. Dus de vraag is: hoe wordt het toernooi dan betaald, en wat is nu precies de rol van Unicef?

Goed, Unicef betaalt dus niets voor de naamsverbintenis. Dat had ik dus niet moeten schrijven. Unicef schrijft zelf in haar persbericht:

UNICEF Nederland betaalt niets voor de naamgeving aan het toernooi. 

Unicef schrijft verder dat door de samenwerking Unicef naamsbekendheid krijgt, geld ophaalt (een slordige 1,5 miljoen is de verwachting) en bedrijven, spelers, bezoekers en televisiekijkers stimuleert een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van Unicef. Wat Unicef niet schrijft is wat de functie van de naamsverbintenis nu voor het tennistoernooi is.
Immers, het tennistoernooi heeft heel veel geld nodig en de naamgever aan het toernooi is traditioneel toch de grootste sponsor, de partij die het meeste geld ophaalt. Voor het toernooi.

Unicef moet dus wel, naast geld genereren voor Unicef, geld genereren voor het toernooi. Want Unicef is dan wel liefdadig, tennissen en tennistoernooien zijn dat beslist niet.

Hoe werkt dat dan?

Het antwoord op die vraag begint wellicht hier, op de website van Ricoh.

Het toernooi in Rosmalen, dat tot 2010 bekend was onder de naam Ordina Open, zal naast toptennis ook aandacht vragen voor de ontwikkeling van kinderen. Bezoekers, bedrijven, televisiekijkers, spelers, leveranciers en kinderen die bij de UNICEF Open zijn betrokken, worden gestimuleerd een bijdrage te leveren aan het werk van UNICEF voor kinderen. UNICEF kan haar naam kostenvrij aan het toernooi verbinden door de sponsorbijdragen van ondernemingen, zoals Ricoh.

Er is is dus sprake van meerdere naamsverbintenissen. Niet alleen verbindt Unicef haar naam aan het tennistoernooi, de sponsoren van het tennistoernooi verbinden ook hun naam aan Unicef, en misschien nog wel krachtiger als aan het toernooi zelf.
‘Tennis’ wordt in het bericht van Ricoh bijvoorbeeld maar eenmaal genoemd, Unicef drie keer en ‘kinderen’ ook drie keer.

Dat komt natuurlijk wel goed over, richting klant en relatie. We pompen dan wel een bak geld in een prestigieus tennistoernooi, maar eigenlijk steunen wij Unicef.
Anders gezegd: De ambiance waarvoor betaald wordt, het kreeft vreten, champagne lebberen, toastjes knagen en kontjes likken, blijft hetzelfde, maar het vindt allemaal plaats onder een maatschappelijk veel beter te verkopen noemer: steun aan Unicef.

Mijn leverancier van kopieer machines is dus geen sponsor van een decadent tennis feestje, nee, mijn kopieer machine leverancier is een maatschappelijk betrokken onderneming die Unicef steunt.

Er wordt nergens vermeldt dat de sponsoren ook een bijdrage leveren aan Unicef.
Unicef wil tijdens het toernooi fondsen werven en zegt daarover op haar website:

Bezoekers, bedrijven, televisiekijkers, spelers, leveranciers en kinderen, die bij de UNICEF Open zijn betrokken, worden gestimuleerd een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van de VN-kinderrechtenorganisatie.

Het niet expliciet noemen van een financiële bijdrage van de sponsoren aan Unicef zelf, bijvoorbeeld in de vorm van een opslag op de sponsorbijdrage, geeft mij voldoende reden om aan te nemen dat dit dus ook niet het geval is.

Anders gezegd:
Unicef betaalt niets voor de naamgeving aan het voormalige Ordina Open.
De sponsoren betalen niets aan Unicef voor de naamsverbintenis van hun onderneming met dit maatschappelijke doel.

Het is, financieel gezien, uiteraard een prachtige vondst. Een mooie win – win.

En de vraag is wellicht niet of dit moet kunnen.
Maar mijn vraag blijft wel of het zo zou moeten.