Maand: januari 2010

Herinnering aan later

‘Ik wil met jou wel oud worden.’
‘Oh ja? En wat gaan we dan doen? Als we oud zijn?’
‘Nou, weinig.’
Dommelen?’
‘Ja, bijvoorbeeld.’
‘En verder niets?’
‘Jawel, een kopje thee voor jou en koffie voor mij. En op zaterdagmorgen naar de Aldi. In de rij staan met een pakje roomboterkoekjes. En dan om ons heen kijken met zo’n gezicht van: dat hebben wij allemaal niet nodig. Wij gaan vandaag alleen roomboterkoekjes eten.’
‘Maar jij lust toch geen roomboterkoekjes?’
‘Nee, klopt. Als we na een kwartier eindelijk aan de beurt zijn dan zeg jij dat ook tegen mij. En dan besluiten we toch maar chocoladekoekjes te gaan halen, en sluiten weer achter aan de rij.’
‘En dan?’
‘Dan gaan we eendjes voeren. Op een bankje in het park. En ik heb altijd een groot stuk worst bij me. Voor een hond. Maakt niet uit welke. Als de bazin het maar niet goed vindt.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, als er zo’n kakdame met zo’n kakhondje langs loopt, dan roep ik het kakhondje, aai het kakhondje, praat tegen het kakhondje, en dan vraag ik of hij een stuk worst lust.’
‘Aan die kakdame?’
‘Nee, aan dat kakhondje. En als die dame dan zegt ‘Dat mag hij niet hebben’, dan geef ik dat kakhondje een extra groot stuk. En dan zegt die kakdame dat ze zei dat hij dat niet mag. En dan zeg ik: ‘maar hij lust het wel.’
‘En dan?’
‘Dan geef ik jou een kusje.’
‘Hmmm. En dan?’
‘Dan gaan we naar het strand, van Bloemendaal. Zoeken een rustig plekje in de zon en uit de wind. Spreiden een kleedje, leggen ons neer en wachten.’
‘Waarop?’
‘Op de dood.’
‘Hoe lang dan?’
‘Nou, een half uurtje?’
‘En als de dood dan nog niet gekomen is?’
‘Dan hebben we een extra reden om, net als nu, dicht tegen elkaar aan te kruipen en gelukkig te zijn.’
‘Je bent lief.’
‘Jij ook.’
‘Welterusten schatje.’
‘Slaap lekker lief.’

Beter laat dan nooit: Sorry, Jan-Hendrik!

Ik ben niet iemand van spijt en boete. Maar het zit me toch niet lekker. Het verhaal van Jan-Hendrik.
Ik was die avond helemaal alleen op de afdeling ‘Medisch Centrum’ van het ziekenhuis. Het MC was een afdeling voor patiënten met een dubbele handicap. Een psychiatrische stoornis vermeerderd met een somatische ziekte waren voorwaardelijk om er te worden opgenomen. Vaak lagen er oude mensen met een combinatie van een psychiatrische aandoening, een somatische ziekte en zwakbegaafdheid.
Ik was dus alleen. Of; de patiënten hadden alleen mij. Dat maakt het duidelijker.
Het uitzendbureau had die middag nog gebeld met het bericht dat zij zouden trachten nog iemand te vinden, maar het zou niet meevallen. Welke eisen er gesteld werden vroeg de dame. ‘Een goede zin en bereidwillige handen’, vatte het eisenpakket ongeveer samen.
Om zeven uur ging de voordeurbel, het was een gesloten afdeling moet u weten.
In de deur stond een pukkelig mannetje van een jaar of negentien. ‘Ik ben Jan-Hendrik, en ik kom je redden’, sprak hij monter. Te jong, te overmoedig.
Eenmaal op de verpleegpost vertelde Jan-Hendrik dat hij de studie HBOV ging aanvatten, maar later dokter zou worden, of psychiater. Ik mocht, zo vertelde hij terloops, hem overigens best ‘JH’ noemen. Dat doe ik hier dan alsnog.
Mijn naam vroeg hij overigens niet. Ik was er ook nog niet aan toe gekomen mij voor te stellen. Hij praatte aan een stuk door die JH.
O ja, en hij liep in pak, JH. Voor het geval u nog niet helemaal begrijpt waar ik heen wil.
Omdat het mijn pauze was besloot ik JH een flinke dosis aandacht te geven. Mijn dag kon toch al niet meer stuk. Als eerste gaf ik JH een witte jas, een stethoscoop, een pen, een thermometer, een oude donkere skibril, een pieper, een portofoon, een fietssleutel, een Zweedse band en een blikje konijnenvoer. Konijnenvoer? Ja, konijnenvoer.
En limonade. Thee of koffie lustte JH niet.
JH had nu een veel te grote witte jas aan nu, met zakken die zwaar naar de grond werden getrokken van alle essentiële verpleegartikelen en stond met een Zweedse band om, en het blikje konijnenvoer in de hand iewat beteuterd, maar verwachtingsvol naar mij te kijken.
Of gewoon voor lul, als u dat een beter beeld vindt.
Ik ging HJ een rondleiding geven. De afdeling MC was namelijk een aanbouw van het feitelijke MC waar onder andere laboratoria, röntgen, tandarts, koelcellen, mortuarium en obductieruimte waren ondergebracht. Om daar te komen liepen wij door de gang die uitzicht bood op de patio. Ik wees JH op het konijnenhok in de patio en vertelde hem dat dit de kamer was van mevrouw de Vries. Die dacht namelijk dat zij een konijn was en, om haar enigszins rustig te houden was de patio speciaal voor haar vrijgemaakt. Ze vond het er heerlijk, mevrouw de Vries.
Na het bezoek aan de röntgen al waar de donkere bril goed van pas kwam, liepen wij in de richting van het lab. Ik vroeg HJ of hij een beetje bekend was met bloedonderzoek, want we liepen door de drukte al zeker 25 liter achter. HJ kleurde een beetje en bekende dat hij ‘daar nog niet zo veel ervaring mee had’.
‘Ok’, zuchtte ik en keek alsof ik een nieuwe planning moest maken. Ik nam JH mee naar het mortuarium. ‘Even een dode opwarmen’, sprak ik hem geroutineerd toe. (Dit klopt overigens wel, een overledene kun je beter even op temperatuur laten komen voor er rouwbezoek komt.) Nadat wij samen, nou ja, samen, de rouwkamer in orde hadden gemaakt werd het tijd voor de obductie ruimte. Ik vertelde JH dat er nogal wat mensen op de nominatie stonden om de overlijden en dat wij, uit gewoonte en vanwege onderzoeksdoeleinden, altijd direct de hersenen van de overledenen verwijderden. In de kaal betegelde opductiekamer, met spoelbak en roestvrijstalen gereedschap moeten mijn woorden indruk hebben gemaakt. JH zag inmiddels bleker dan zijn witte jas.
Op de terugweg naar de afdeling kwam, bij toeval, het moment waarop ik scoorde. Mevrouw de vries, zoals wij het konijn noemden, was in beeld.
Vanuit de patio keek het grote Vlaamse-reuzen-konijn met zijn grote donkerbruine Vlaamse-reuzen-konijnen-ogen nieuwsgierig onze kant uit. JH keek naar het konijn, en keek naar mij. Ik zei slechts: ‘Dag, mevrouw de Vries’. En gaf hem een bemoedigend knikje mijn voorbeeld te volgen. ‘Dag, mevrouw de Vries’, stamelde JH.
Toen wij de verpleegpost binnenkwamen ging ik zitten, nam koffie en zei: ‘Gek he?’
‘W-wat’, stotterde JH.
‘Nou, hoe dat werkt’, antwoordde ik. ‘Neem nou die mevrouw de Vries. Ze denkt niet alleen dat ze een konijn is, ze gaat er ook steeds meer op lijken!’
Beste Jan-Hendrik,
Ik begrijp dat het best moeilijk is dat je nu al weer een jaar of twintig boekhouder bent. En dat je ook, achteraf gezien, mij daarvan de schuld geeft. Daar heb je gelijk in jongen.
Ik zal het nooit meer doen.
Sorry.

Het gelijk van @bertbrussen

Gisteren zag ik een Twitter discussie voorbij komen onder aanvoering van Bert Brussen, ook te volgen op DeJaap.nl, en bijvoorbeeld bbrussen.nl. Brussen wond zich op over een voorpagina artikel in de Volkskrant van zaterdag. Ik laat het gewraakte artikel nu nog even buiten beschouwing, want daar gaat het mij niet om.
Wat mij bezighield was de stelling van Brussen die door hem geponeerd werd. (Of geciteerd, daar wil ik van af zijn.) Brussen stelde in een van zijn tweets:
Andere media nemen het bericht niet over, dus het is geen nieuws!
Oeps, dacht ik. Duhhhh. En, godverdomme. Arrogante zak dat je rondloopt! Bepaal jij dat?
Maar, het liet me niet los.
Er zit namelijk heel veel waarheid in. Het is alleen een waarheid die mij wellicht niet bevalt. Het impliceert namelijk tevens dat ‘de media’ bepaalt wat nieuws is. En, dat iets dat niet door de media wordt overgenomen, of wordt ‘doodgezwegen’, dus automatisch geen nieuws is.
Volgens de stelling van Bert Brussen is het dus zo dat een gekneusde vinger van Balkenende nieuws is, omdat iedereen er over bericht, maar het doormidden klieven van boer Harmsen door een dorsmachine in de Flevopolder niet, omdat alleen de Urker Courant het de moeite waard vond om dit te vermelden.
Zit wat in.
Nieuws is dus meer nieuws wanneer het gebracht wordt via meerdere media.
Terug naar Bert Brussen. Bert Brussen doelde op een artikel (voorpagina, zaterdag 23 januari) van de Volkskrant waarin luid (dus prominent, grote letters) werd gerept over ‘De Joodse Collaborateurs‘ tijdens WWII. Brussen stelt dat dit een gratis, en dus verwerpelijke advertentie is voor een nieuw boekje van Sietze van der Zee. Ik denk dat Brussen hier gelijk in heeft. En inderdaad, het artikel kom je niet tegen in andere media. Het is geen nieuws. Zelfs op Nujij.nl geen reacties, in ieder geval niet een die het langer dan een half uur uithield.
Maar nu. Is wat Bert Brussen zo opwindt dan ‘nieuws’? Even googelen:
  • Volkskrant brengt geen nieuws; geen relevante resultaten
  • Volkskrant belazert de boel; geen relevante resultaten
  • Volkskrant plaatst gratis advertentie van der Zee; geen relevante resultaten
  • Bert Brussen windt zich op over de Volkskrant; zelfs nu geen relevante resultaten
  • Bert Brussen + Volkskrant + Canard; helaas, wel resultaat maar niet relevant aan het onderwerp.
Dit betekent dus dat Bert Brussen met zijn kritiek geen nieuws bracht.
Of; de Volkskrant plaatst heel vaak gratis advertenties voor haar uitgevende medewerkers en dat weet iedereen al.
Of: Bert Brussen wordt niet serieus genomen.
Of: Ik zie het allemaal verkeerd. Maar dat hoor ik dan graag.

5000x gelezen!

Sinds ik begon te schrijven op dit Blog, 13 december 2009, zijn er 5000 pagina’s weergegeven. En dat maakt mij erg blij! Hierbij de top 5 van meest weergegeven pagina’s.

  1. De schokkende cijfers: White Power op het Internet
    Met 1.043 weergaven de onbetwiste nummer 1
  2. Direct bezoek
    Dat zijn bezoekers die op ‘het meest recente’ stukje binnenkwamen. 747 Weergaven.
  3. Rechter krijgt ontslag na ‘slechts’ 14 jaar disfunctioneren
    Met 180 weergaven een goede derde. 
  4. Fantastisch!!
    De zingende zwerver Mustard met ‘Creep’ (video). 147 Maal bekeken.
  5. Zo gruwelijk is Haïti
    Ook 147 maal bekeken.

Allemaal hartstikke bedankt! En: blijven komen he ;-)

 

Onder de Eikenboom V [Jeperdepeep]

Aagje was een volkse vrouw. En zo gedroeg zij zich. Niet alleen nu zij dementie had in combinatie met een transfusie waardige hersenbloeding, nee, zo was Aagje altijd al. Spaarndamse volksvrouw. Sprak ook heel goed Dementees zou mevrouw van Delft zeggen (In de schaduw van het nieuws, 23 januari).
Jeperdepeperdejeperdepeep, jeperdepeepejee! Dit vat het vocabulaire van Aagje wel zo’n beetje samen. Op een onbekend melodietje. Soms vrolijk, soms wat narrig, soms wat verdrietig. Maar nooit boos. Als Aagje namelijk boos werd, dan kon zij ineens praten. ‘Vuile klootzak!’, riep zij dan ineens. Of: ‘Vuile gore klootzak’, als je Aagje pijn deed bij het haren kammen.
Wanneer je Aagje eten gaf, zo’n tot moes gemalen hap, dan genoot Aagje. Meestal. Dat malen dat moest wel. Aagje weigerde namelijk een gebit in te doen. Nou ja, weigerde. Zij deed het gewoon uit en gaf het, met één oog toegeknepen aan de eerste de beste voorbijganger; de dokter, de dominee of aan meneer Hanning. En zeker aan meneer Hanning kon je beter geen gebit geven. Die deed hem namelijk in zijn mond. Gewoon, als extra naast zijn eigen gebit. En dan kon meneer Hanning ook niet meer eten.
Naast heel boos worden kon Aagje ook heel erg sexueel opgewonden raken. Dan bracht je Aagje naar bed en dan wilde zij een kusje. En, wee de arme leerling, stagiair of uitzendkracht die zich voorover boog om die kus te geven. Die kreeg de Spaarndamse volkstong van Aagje tot achter in zijn keel geschoven.
Of zij fluisterde zomaar, zonder directe aanleiding, hees, terwijl zij je met haar nog krachtige rechter arm naar zich toe trok: ‘Stop hem er maar eens lekker in jongen’. Dat werd niet altijd begrepen. Zeker niet door het bezoek van haar tafelgenoten, de dominee en de fysiotherapeut.
Bezoek kwam nooit voor Aagje. Dat dan weer niet.
Soms stond Aagje in een hoek van de kamer, alsof zij straf had. Als je dan naar Aagje toeliep en vroeg wat er was zij ze zachtjes: ‘Jeperdepeperdejeperdepeep. Jeperdeperdepeep…’
En toverde een grote glimlach op haar gezicht.
Lieve Aagje.