Ik stond, met rugzak en broodje worst, te wachten op de trein naar Novosibirsk. U zult denken, wat moet je in Novosibirsk? Ik heb geen idee, maar ik doe het met enige regelmaat, de trein pakken naar Novosibirsk. Een lastige reis, aangezien ik in Moskou altijd te laat ben voor de aansluitende trein, en daardoor een heel eind moet lopen langs de rivier, en dan hopeloos de weg kwijtraak. Ik neem dus vaak de trein naar Novosibirsk, maar ben er slechts één keer ook daadwerkelijk aangekomen. Dat was in 2004 en ik reisde toen met het vliegtuig.
De trein kwam met veel kabaal het station in rijden. Het was een stoomtrein en de wagons waren van het type zoals je die in oude spionage films ziet. Een soort van blauwig groen, met een overhangend dakrandje, zoals de huifkar van Pipo de Clown.
Even was ik bang dat de trein gewoonweg door zou rijden, maar precies de laatste deur, van de achterste wagon kwam luid piepend en knarsend voor mijn neus tot stilstand. Ik stapte in, borg mijn rugzak op en zag dat ik zou moeten staan. De gehele wagon was gevuld met een bende liederlijk dronken Russische militairen en twee stewardessen van Tarom Air, een Roemeense vliegmaatschappij waarmee ik één keer, terwijl ik continue doodsangsten uitstond, van Boekarest naar Schiphol vloog. (Ik was zo bang dat ik na de vlucht, gewoon om te checken, met mijn voeten heel hard op de grond stampte.)
Goed, ik moest dus staan.
Ik zal u de verdere details van de rit tot Moskou besparen, alle conversaties waren in het Russisch, en mijn Russisch laat zich slecht vertalen. De Roemeense stewardessen, twee enorme horken (een ander woord kan ik er niet voor vinden) spraken helemaal niet. Zij keken mij alleen venijnig aan. De hele rit.
In Moskou aangekomen zag ik, uiteraard, de trein naar Novosibirsk wegrijden. Overigens, dwars door de trein waaruit ik gekomen was heen. Ik vond dat een vreemd gezicht. Twee treinen die haaks op elkaar kruisen en waarbij er blijkbaar genoeg ruimte tussen de wagons is om dit zonder schade plaats te laten vinden. Maar vreemd waren zij altijd, mijn reizen naar Novosibirsk.
Ik moest dus lopen. Langs de rivier, dat wil zeggen, parallel aan het water. Ik liep tussen de dijk en het water. Aan mijn rechterkant lagen schepen op hellingen die tegen de dijk waren aangebouwd. Ja, ik vind het ook niet handig, die schepen stonden dus vervaarlijk voor overgeheld. Eén van de schepen, een stalen zeiljacht met twee masten, kraakte en schoof een meter naar beneden. Ik gooide mijn gewicht er tegenaan en behoedde zo het schip voor een jammerlijke val van de dijk, waarna het ontegenzeggelijk zou zijn omgevallen.
‘Help!’, riep ik. Er kwamen twee mannen uit het niets tevoorschijn die mij met enige verbazing gadesloegen. ‘Help!’, riep ik weer. De mannen deden niets, zeiden niets maar klapten een visstoeltje uit, namen een pijp in de mond en keken nieuwsgierig naar wat zou gaan komen. ‘HELP nou toch!!’, schreeuwde ik nu.
Ineens was daar Femke. Femke had haar dikke krullende haar los en droeg een ‘tweede kamer blauw’ gekleurd jurkje. Met bloemen. Gele bloemen. De verschijning van Femke, in haar kleurige outfit was bijna omgeven met licht. Ik weet niet precies of dat komt door de grauwheid van de achterbuurten van Moskou, of door het gegeven dat ik Femke op dat moment als een reddende engel zag.
‘Nou’, sprak Femke, duidelijk articulerend zoals we dat gewend zijn van Femke. ‘Ga je nu eindelijk mee? Ik heb natuurlijk niet de gehele middag de tijd. Om drie uur wacht mij een gesprek met de MP, en ik heb beloofd vanavond de kinderen voor te lezen uit Pinkeltje. ‘Ja maar..’, stamelde ik. Zag Femke dan niet dat ik het schip niet zo maar kon loslaten? ‘Niets geen ge-maar!’, glimlachte Femke. ‘Kom, grote beer van me, kom. Op naar de 2e kamer.’
In de verte hoorde ik een boor jankend in metaal verdwijnen. En nog een keer, en nog een keer. Het kwam ook telkens dichterbij.
‘Je wekker gaat’, werd er naast mij geroepen. Ik hijgde ‘help’ en kwam met een ruk overeind. Ik voelde dat ik nat was van het zweet.
‘Gedroomd?’, vroeg mijn geliefde. Ik knikte. ‘Femke?’ Ik knikte nogmaals.
‘Maak je toch niet druk jongen, ze belt heus nog wel. Ze is gewoon erg druk, ik weet het zeker.’