Dag: 26 januari 2010

Herinnering aan later

‘Ik wil met jou wel oud worden.’
‘Oh ja? En wat gaan we dan doen? Als we oud zijn?’
‘Nou, weinig.’
Dommelen?’
‘Ja, bijvoorbeeld.’
‘En verder niets?’
‘Jawel, een kopje thee voor jou en koffie voor mij. En op zaterdagmorgen naar de Aldi. In de rij staan met een pakje roomboterkoekjes. En dan om ons heen kijken met zo’n gezicht van: dat hebben wij allemaal niet nodig. Wij gaan vandaag alleen roomboterkoekjes eten.’
‘Maar jij lust toch geen roomboterkoekjes?’
‘Nee, klopt. Als we na een kwartier eindelijk aan de beurt zijn dan zeg jij dat ook tegen mij. En dan besluiten we toch maar chocoladekoekjes te gaan halen, en sluiten weer achter aan de rij.’
‘En dan?’
‘Dan gaan we eendjes voeren. Op een bankje in het park. En ik heb altijd een groot stuk worst bij me. Voor een hond. Maakt niet uit welke. Als de bazin het maar niet goed vindt.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, als er zo’n kakdame met zo’n kakhondje langs loopt, dan roep ik het kakhondje, aai het kakhondje, praat tegen het kakhondje, en dan vraag ik of hij een stuk worst lust.’
‘Aan die kakdame?’
‘Nee, aan dat kakhondje. En als die dame dan zegt ‘Dat mag hij niet hebben’, dan geef ik dat kakhondje een extra groot stuk. En dan zegt die kakdame dat ze zei dat hij dat niet mag. En dan zeg ik: ‘maar hij lust het wel.’
‘En dan?’
‘Dan geef ik jou een kusje.’
‘Hmmm. En dan?’
‘Dan gaan we naar het strand, van Bloemendaal. Zoeken een rustig plekje in de zon en uit de wind. Spreiden een kleedje, leggen ons neer en wachten.’
‘Waarop?’
‘Op de dood.’
‘Hoe lang dan?’
‘Nou, een half uurtje?’
‘En als de dood dan nog niet gekomen is?’
‘Dan hebben we een extra reden om, net als nu, dicht tegen elkaar aan te kruipen en gelukkig te zijn.’
‘Je bent lief.’
‘Jij ook.’
‘Welterusten schatje.’
‘Slaap lekker lief.’