Tag: verslaving

Afscheid

afscheid rokenIk herinner mij niet
De ontmoeting
Of  de zon ook scheen
Of dat het regende die dag
Ik weet alleen
Hoe jong ik was

Ik herinner mij
Niet zonder jou
In geluk en verdriet
In kracht en in angst
In liefde en seks
En zo jong als ik was

Al wat ik losliet
Jou hield ik vast
Wie ik omarmde
Omarmde jou
En wie mij ook verliet
Jij deed dat niet

Dit is het afscheid
Dat ik nooit vergeet
Niet de dag
Niet het uur
Niet de laatste keer het vuur
En hoe ik je brandend achterliet

(Op 17 december 2017 stak ik, na 46 jaar zware shag, mijn laatste sigaret op)

Je kunt niet je hart openstellen maar de deur gesloten houden

niets doen

Op de late avond van zondag 6 november krijg ik een telefoontje. Mijn jongere broer (54) is overleden. Na 40 jaar alcohol heeft zijn lichaam het opgegeven. Er komt geen advertentie, geen rouwkaart en geen dienst. Mijn ouders, zo’n beetje de enige mensen die nog contact met hem hadden konden het niet meer opbrengen. Ik had zelf al een jaar of 20 geen contact meer met hem. Rottig doodgaan noem ik dat.

Ik raak er door van slag. Niet zozeer omdat mijn broer overlijdt, dat zat er al jaren aan te komen. Het is meer het besef dat je heel eenzaam dood kunt gaan. Ook als je 3 broers hebt en je ouders nog leven. Dat je als ouder zo ver van je gevoel kunt raken dat je het niet meer opbrengt om je kinderen bij elkaar te roepen en als gezin waardig afscheid neemt van een lid van jouw gezin. Het grijpt me bij de keel en laat mij niet meer los.

Het is inmiddels bijna 8 (!) jaar geleden dat ik mijn eigen zoon voor het laatst zag. Het overlijden van mijn broer is een keiharde confrontatie met mijn gevoelens. Gevoelens van pijn, machteloosheid, boosheid en schuld. Ik ben mijzelf al een aantal jaren – opnieuw – voor de gek aan het houden. Ik maak mijzelf wijs dat ik ‘er vrede’ mee heb. Dat het een afgewogen keuze is. Dat het niet anders meer kon. Het is allemaal bullshit. Wat er in werkelijkheid gebeurd is dat ik het contact met mijn gevoel doorgeknipt heb. De dood van mijn broer is een waarschuwing.

Mijn zoon zit al weer een tijd in de gevangenis. Ik schrijf hem een brief. Daarna hebben we telefonisch contact. Hij klinkt ouder, volwassener. 32 Is hij alweer. Als ik op 13 november de bezoekruimte van de gevangenis binnenstap en mijn zoon zie herken ik heel even dat kleine jochie van 4 die door zijn vader wordt opgehaald voor het weekeinde. We praten 2 uur. Over van alles. Hij spreekt open over zijn gevoel. Ik ook. Het voelt goed. Sindsdien bezoek ik hem wekelijks.

Volgend jaar juli wordt de eerste gelegenheid dat hij vrij kan komen. Kan komen, want dat heeft nogal wat haken en ogen. Tijdens deze detentie (nu 30 maanden) heeft hij zich goed gedragen. Maar justitie, reclassering en hulpverlening hebben weinig tot geen vertrouwen in hem. Hij heeft geen adres, dus hij kan niet naar een meer open afdeling om bijvoorbeeld gefaseerd terug de maatschappij in te gaan. Dit betekent dat er nog wel een jaar bij kan komen. Hoe dan ook; zoals het nu lijkt staat hij vroeger of later weer buiten. Zonder begeleiding, zonder woonplek, zonder netwerk, zonder dagbesteding. Kansloos, in mijn ogen.

“Ik weet niet wat ik nu moet”, zeg ik tegen M. “Wat wil je?”, vraagt zij. Ik vertel dat ik mijn zoon wil helpen in ieder geval kans te maken op een ander bestaan. En dat het uiteraard helpt dat we weer contact hebben, maar dat ik het heel moeilijk vind om ‘toe te kijken’. Er moet zoveel gebeuren. Niet straks als hij vrij komt, maar veel eerder. Er liggen kansen. Hij is gemotiveerd. Hij is clean. Zijn gedrag is veranderd. Hij heeft geleerd. En er zijn uiteraard ook risico’s. Op een nieuwe terugval. Op nieuwe teleurstellingen en op nieuwe pijn. Eén ding weet ik zeker: als hij het alleen moet doen maakt hij weinig kans. Hij heeft iemand nodig. Hij heeft mij nodig. “Ik weet niet wat ik nu moet”, herhaal ik. “Ik kan het ook niet alleen. Niet zonder jou. Als ik echt wil helpen dan komt het opnieuw heel dichtbij. Ook bij jou, ook bij de kinderen.”

“Niets doen is geen optie”, zegt M.
We besluiten er vol voor te gaan, te beginnen met een inschrijving op ons adres.

Je kunt niet je hart openstellen maar de deur gesloten houden.

Niemand heeft schuld

niemands schuld

Het is niemand’s schuld, het zit er gewoon in…

“Het is NIEMAND’s schuld!” De woorden willen maar niet uit mijn hoofd. Hoe hard ik ook probeer aan iets anders te denken. Aan de boot. Aan de komende maand vakantie. Aan de net aangeschafte aggregaat die ik passend ga maken voor de CUX12.
Het is inmiddels een uur of half twee als ik mezelf maar weer eens omdraai.

We waren pubers met een ‘rugzakje’. We vonden elkaar op de vloer van mijn ouderlijk huis. Onze moeders waren vriendinnen. Wij dolden wat en grepen elkaar vast. In een heftige, wanhopige omarming. Een omarming die geborgenheid gaf. Een omarming zo intens, zo onbezonnen en zo puberaal dat het kansloos was. Een omarming die ging beklemmen en benauwen. Een omarming die ons meer en meer gevangenen maakte van elkaar. De heftigheid bleef, maar meer en meer in strijd, onbegrip, alcohol, drugs en daarmee gepaard gaande agressie.
Tien jaar later lieten we elkaar pas weer los. We lieten elkaar net zo hard los als dat we elkaar al die jaren hadden vastgegrepen.

We zouden elkaar daarna waarschijnlijk ook nooit meer hebben gezien of gesproken. Maar we hadden een kind. Op het moment dat wij elkaar lieten vallen was onze zoon twee jaar oud. Hij bleef bij moeder en ik werd weekeind papa. Mama kreeg een nieuwe vriend, ik een nieuwe vriendin. Mama kreeg weer een nieuwe vriend, ik kreeg weer een nieuwe vriendin. Onze zoon kreeg geen vaste grond onder zijn voeten. Niet van zijn moeder, niet van zijn vader. Op zijn dertiende zat hij al aan het bier, daarna volgde de drugs. Hij schreeuwde om duidelijkheid en structuur en wij stonden er bij en keken er naar. Altijd apart, nooit samen. De kloof tussen ons was zo onoverbrugbaar dat we zelfs voor ons kind geen brug meer konden bouwen. Onze zoon werd een puber met een ‘rugzakje’.

Het is 17 juli 2016. De tiende verjaardag van mijn kleinzoon. Een half jaar eerder was hij met zijn moeder bij ons op bezoek geweest. Ik beloofde hem toen dat ik op zijn volgende verjaardag zou komen. Zijn vader zit in de gevangenis, andere opa’s heeft hij niet meer. We zitten in de tuin en ik staar wat naar de laag overvliegende vliegtuigen. Wanneer de moeder van mijn zoon komt herken ik haar alleen aan haar stem. Verder herken ik niets. Mijn ex-schoonmoeder is er ook. Ze zit naast mij en we praten wat over kinderen en kleinkinderen. Het is eigenlijk uit het niets als zij zegt: “Het is NIEMAND’s schuld!” “Het zit er gewoon in.” Ik reageer niet. Het is te stupide. Niet veel later zegt zij zonder blikken of blozen dat het toch allemaal heel erg is voor haar dochter, het immers haar enigst kind. Ik krijg er krampen in mijn buik van en zeg tegen M. dat we moeten gaan.

“Het is NIEMAND’s schuld!” Ik lig in mijn bed en kan niet slapen. Ik hoor niet alleen de woorden in mijn hoofd repeterend echoën. Ik hoor de woorden waarmee ik eigenlijk had willen reageren. Dat het godverdomme de schuld is van ons allemaal. Dat zij als moeder had moeten waken over haar dochters. Dat zij voor haar kinderen had moeten kiezen. Dat zij er van wist hoe haar kinderen beschadigd werden. Dat het de schuld is van haar dochter. Dat haar dochter onze zoon willens en wetens op zijn dertiende verjaardag aan het bier zette. Dat haar dochter het nodig vond om samen met mijn zoon te blowen. Dat het mijn schuld is. Dat ik mijn handen had thuis moeten houden naar de moeder van mijn kind. Dat ik haar niet had moeten slaan en schoppen. Dat ik mij niet had moeten verstoppen achter mijn status van weekeind papa. Dat ik mijn verantwoordelijkheden had moeten nemen toen het nog kon. En niet pas toen het te laat was.

“Het is niemand’s schuld.”
Nee. Inderdaad.
Wanneer je iedere verantwoordelijkheid ontkent, hoeft niemand zich schuldig te voelen.

The Kick

Overseas-Highway-Florida-Keys3

Je kunt snel verveelt raken in Florida. Dat klinkt misschien gek, want er is hier altijd wel wat te doen, maar ik zal het proberen uit te leggen. Alles draait hier om de ‘kick’. Of je nu je boodschappen doet, een hapje eet, naar het strand gaat of een pretpark bezoekt. Ook eten is hier primair een genotsmiddel. Verslavend ook blijkbaar, want iedereen eet en drinkt hier de hele dag door. Overal waar je je begeeft wordt je uitgenodigd, nee, aangemoedigd om niet te zeggen ‘gepushed’ om je dollars in te wisselen voor genot. Iedere hamburger pretendeert ‘the best you ever tasted’ te zijn. Ieder restaurant serveert de grootste steak, heeft het meest vriendelijke personeel of het meest spectaculaire uitzicht: ‘of the world’. Hier zijn de grootste pretparken, is de hoogste Skycoaster, zijn de witste stranden, schijnt de warmste zon, hebben de supermarkten de meeste kassa’s enzovoort enzovoort. Alles, echt alles is hier mega. En alles is er op gericht om het jou naar de zin te maken. Om jou die kick te geven. In ruil voor dollars, uiteraard. Ook boodschappen doen moet meer zijn dan het inslaan van spullen; het moet een ‘experience’ zijn. Het dagelijkse leven is hier verheven tot een belevenis. Leven als in een sprookje. En je bent niet alleen van harte welkom in deze sprookjeswereld, er is nauwelijks aan te ontkomen. Uiteindelijk werkt het toch een beetje als ieder andere drug. Het werkt verslavend, maar nooit ervaar je een tweede keer die enorme kick, die rush van de eerste keer dat je gebruikte. Voor je het weet ben je er wel steeds naar op zoek. Op zoek naar de attractie die je een nog grotere adrenalinekick geeft. Op zoek naar die shopping-mall met nog meer winkels. Op zoek naar die supermarkt met nog meer artikelen, nog grotere schappen en nog meer kassa’s. Ik heb nog een aantal fantastische kicks voor de boeg deze vakantie. Ik ga nog naar Fort Meyers, The Everglades en zwemmen met dolfijnen op de Keys. Maar stiekem verlang ik al weer een beetje terug naar een eenvoudige bruine boterham met kaas, het acht uur journaal en een rondje lopen met de honden. Ik verwacht niet eens dat ik afkickverschijnselen krijg.

Je moet er niet aan denken

janhommen-568x381-484x324

Een schamele € 1,35 miljoen per jaar. Je mag niet verwachten dat je daar een goede topman voor vindt, zo meent de ING. Welke echte toptijger gaat er voor niets aan het werk? Niemand toch zeker? En dat is wel wat je nodig hebt, voor een bank. Een topper. Iemand die risico’s neemt, overnames initieert. Winsten opstuwt. Overbodige mensen wegsaneert. Onrendabele onderdelen verkoopt.
Voor een luizige € 1,35 miljoen vind je geen megalomane psychopaat die bereid is onverantwoorde risico’s te nemen met uw en mijn geld. Dan krijg je geen kerel van stavast die met droge ogen de staat om een miljard of 20 vraagt om diezelfde bank overeind te houden. Die ons kan uitleggen dat de bank niet wankelt vanwege zijn hebzucht of zijn gokverslaving, maar door ‘onvoorziene economische ontwikkelingen’. Sterker nog, als hij er niet was geweest was die bank al veel eerder omgevallen!!

Nee, zo iemand vind je niet. Dat kun je niet verwachten. Dat mag je gewoonweg niet hopen. Voor € 1,35 miljoen per jaar.

Voor € 1,35 miljoen per jaar vind je hooguit iemand die z’n school heeft afgemaakt, daarna economie is gaan studeren, verstand van zaken heeft en veel ervaring heeft in het leiden van een grote organisatie!

En dat is het ergste niet.
Voor je het weet heeft zo’n ‘ik-werk-voor-een-fooi-kneus’ ook nog eens last van normen en waarden.
En verantwoordelijkheidsgevoel.
Of, brrrr, een geweten.

Je moet er niet aan denken.
Toch?