Tag: kinderen

Als Mijn Kind Zo Blij

dolfijnen

Het begon al met de verplichte ‘class’ die aan het gebeuren vooraf ging. De jonge vrouw die ons les gaf straalde van plezier en blijdschap. Werkelijk. Zij vertelde het doel van de hele onderneming: bewustwording. En ik geloofde haar. Dit voelde goed. Zelfs hier in Amerika geloofde ik in het hogere doel dat hier bij Dolphins Plus wordt nagestreeft. Zij vertelde over verantwoord omgaan met de natuur, het belang van verantwoord gevangen vis, het gevaar van al ons (plastic) afval. Er kwam een verhaal over de anatomie en het sociale leven van dolfijnen, er werd verteld over de individuele karaktereigenschappen en leeftijd en sekse van iedere dolfijn. Het enthousiasme van de ‘teacher’ was aanstekelijk.
Drie kwartier later stapten de kinderen Quest in het water. Wat ik het half uur dat volgde zag was niet gewoon prachtig, het was onbeschrijfelijk mooi. Echt, ik kan niet op papier zetten hoe intens gelukkig en blij mijn kinderen daar in het water lagen. Ze kregen zoenen, handjes en de dolfijnen lagen relaxed op hun rug om hun buik te laten kietelen. Ze werden voortgeduwd en mochten zich laten voorttrekken door de dieren. Dolfijnen die door een ring springen die je kind vast houdt. De trainer aan de kant had dezelfde aanstekelijke blijheid als de vrouw waarvan we les kregen. Geen enkel moment dat ik ook maar het idee had dat er iets gebeurde waar die dieren geen zin in hadden. Ik ben zelf niet in het water geweest maar dat vind ik niet erg. Geen dolfijn had mij dat kunnen geven wat ik kreeg toen ik mijn kinderen daar in het water zag. Ik heb mij zelden zo onbevangen blij gevoeld. Als mijn kind zo blij.

Last van voorpret

sanibel-lighthouse

In plaats van ergens naar toe gaan, wil ik ergens zijn.
Wachten is in mijn beleving verloren tijd.
Nu is het enige moment, morgen zien we wel weer.
Ik doe niet aan voorpret, daar heb ik het geduld niet voor.
Bovenstaande zinnen kenmerken mij. Dat wil zeggen, tot begin dit jaar dan.

Begin 2012 besloten we een reis naar Amerika te gaan maken. Met z’n vijven. Samen met M. had ik de oversteek al eens gemaakt in 2007 en bij terugkomst beloofden we de kinderen om ook eens met z’n allen te gaan. Ondertussen zijn de kinderen pubers, de oudste doet volgend jaar alweer eindexamen en ik kreeg een vorm van ‘nu of nooit’ gedachte. Als we ooit nog eens met z’n allen naar de VS wilden, dan moesten we het nu doen.
Nu, omdat ze nu nog met ons mee willen. Nu, omdat er nog geen aanhang is. Nu, omdat we het nog altijd met z’n vijven goed kunnen vinden. Nu, omdat we allebei werk hebben.
En verder vooral gewoon omdat. NU!

‘Nu’ was echter geen optie. Drie weken door de VS per luxe camper met vijf personen loopt namelijk nogal in de papieren en we kwamen net uit een financiële dip van een jaar of twee. We moesten eerst even sparen. Gelukkig ben ik niet alleen en voorkomt M. in gevallen als deze dat ik ons een teleurstelling bezorg. We maakten dus een plan: we slaan een jaar vakantie over, leggen geld opzij en streven naar 2013.
Uitstellen, omdat het wel moest.

Pas begin 2013 kwam de vakantie weer bij mij op de agenda. Het geld was er, de vluchtschema’s kwamen beschikbaar, de camper kon gereserveerd worden en de vakantieaanvragen bij de werkgevers waren rond.
Onze plannen kregen vast vorm. We pasten onze ideeën aan aan de realiteit (schuurtje – boompje), we maakten berekeningen en we konden uiteindelijk los. We boekten een vliegtuig naar Miami, reserveerden een camper en bepaalden een ‘globale’ route.


Complete route weergeven op een grotere kaart

Op 1 mei keek ik voor het eerst op Datumcalculator om te zien hoe veel dagen we nog moesten wachten. Het waren er 70.
Sindsdien ben ik mij bijna dagelijks bewust van het aantal dagen die nog voorbij moeten (vandaag zijn dat er 38), gaat er geen dag voorbij dat we het er niet over hebben en zijn we intensief bezig met het voorbereiden. We hebben een lijst van plaatsen waar we heen gaan, we gaan naar pretparken, bezoeken fantastische plekken en gaan zwemmen met dolfijnen. Ik krijg kriebels in mijn buik als ik er aan denk, ik word helemaal wee wanneer ik mij realiseer hoe geweldig ik het vind dat we dit kunnen doen. Het ontroert mij hoe de kinderen er naar uitkijken en ik noem mijzelf van tijd tot tijd de gelukkigste klootzak op aarde.

Ik heb zogezegd last van voorpret.
En ik geniet er van, iedere dag weer.

(Op de foto: Sanibel Island))

Een bijzonder gewone dag

b-m3

Het was op de uitgerekende dag, 8 april 1999. In het kleine slaapkamertje aan de Klompenmakerstraat in Alkmaar schreeuwde M. ons kind haar lichaam uit. Een dochter! Madelief, zo was haar naam. Want dat hadden we al bedacht. Madelief was mooi, wel wat tenger vond ik. Vooral gezien de buik van M. Opluchting, want alles zat er op en er aan. Vreugdetranen en kussen op het bezwete voorhoofd van M. De verloskundige keek iets minder vrolijk. Na enig aarzelen vroeg zij mij om haar collega te bellen en sprak zij M. dwingend toe: “Blijf nog maar even liggen, ik geloof dat er nog een komt.” Verbazing: “Huh? NOG een?” M. kreunde; het is toch alsof je de marathon moet overdoen zeg maar. De collega kwam en Bart – we hadden twee namen – kondigde zich aan. Niet met zijn hoofdje, maar met z’n billen richting het licht. Zorgen bij de verloskundigen, niet bij mij. Ik was in een roes. “Hebben wij weer”, dacht ik grijnzend, “een tweeling!” Een tijdje later lagen er twee bloedjes van kinderen in de wieg. Een wieg zonder voeteneinde, want aan allebei de kanten stak een klein kinderhoofdje uit de deken.

Een tweeling, prachtig. Het mooiste is wel dat wij het vooraf niet wisten. Geen extra zorgen tijdens de zwangerschap, geen ziekenhuisbevalling, geen echo’s. Geen extra alarmbellen nadat M. met 8 maanden van de trap stuiterde. Geen stress, geen aanpassingen en geen enkele voorbereiding. Ik kan je zeggen: dat is ook helemaal nergens voor nodig gebleken. Primair was alles geregeld door de natuur, ik bedoel, ook M. heeft twee borsten en de rest is allemaal voor later.

Waar voor de verloskundigen (zij hadden dit niet voorzien), schoonmoeder (die dacht dat ik haar in de maling nam) en mijn ouders (o jee, hoe moet dat nou?) de wereld even stil stond, draaide de wereld voor ons gewoon door. Alleen iets sneller, intensiever en intenser. Toen iedereen was opgehoepeld en M. lag te rusten rookte ik een sigaretje in de tuin. Het groen was groener, de lucht was blauwer en de vogels zongen luider.
Het was een bijzonder gewone dag.

(Dat de heer De Graaf uit Delft de stand van zaken omtrent de clusterbesturen (punt 11) wilde weten is mijn destijds volledig ontgaan.)

Loslaten

birds
Als ik het kon
liet ik je gaan
niet als een ballon
vast aan een draadje
maar als een vogel zweven
gedragen door de wind en zon
als ik het kon

vind ik de moed
laat ik je gaan
kijk ik je na
en zal ik zo nu en dan
nog even naast je staan
dan is het goed
vind ik de moed

is het al tijd
dan is het vroeg
laat ik je los
omdat dat moet
zonder spijt
als jij het kunt
dan wordt het tijd

Ik kan er niets mee

dakloze

“Sjors is jarig vandaag.”
Ik hoor mijzelf ‘Oh’ zeggen.
Er schieten een aantal gedachten door mijn hoofd. Ik bereken hoe oud hij moet zijn geworden, ik vraag mij af of het 1 jaar of alweer 2 jaar geleden is dat ik hem voor het laatst zag. Wat overheerst is de gedachte dat ik niet weet hoe ik nu moet reageren. En dat ik moet reageren staat vast.

Ik voel mij niet aangesproken omdat een ander mij moet herinneren aan zijn geboortedag. Ik voel mij ook niet schuldig dat ik er niet aan heb gedacht. Ik voel helemaal niets, bedenk ik mij.
Ik voel mij slechts verplicht om enige vorm van sociaal wenselijk gedrag te tonen, en daar schrik ik van.

“Ik kan er niets mee”, zeg ik zacht.

Ik bedenk mij dat hij 29 is geworden vandaag. Ik weet weer dat het in augustus 2011 was, ruim anderhalf jaar geleden, dat ik hem voor het laatst zag en sprak.
Ik wachtte hem op voor de poort van de gevangenis in Heerhugowaard. We dronken een kop koffie in een tentje in Egmond aan Zee. Daarna ging ik met hem naar de reclassering voor een gesprek met een psychiater. Hij had tenslotte maar medicatie voor 2 dagen meegekregen. Er werd een recept geschreven en een vervolgafspraak gemaakt. Voor ik weer naar huis ging bracht ik hem naar de nachtopvang in Alkmaar, want met mij mee naar huis ging niet, zo hadden we afgesproken.
We zouden contact houden.

Veertien dagen later werd ik gebeld door de reclassering. Waarom ik niet op mijn afspraak was. Ik legde uit dat niet ik, maar mijn zoon een afspraak had. En dat ik niet wist waar hij was, hoe hij te bereiken was of hoe het op dat moment met hem ging.
Dat het niet goed ging was mij uiteraard wel duidelijk.
Ik heb sinds die dag in augustus 2011 niets meer van of over hem vernomen.

Er is een kans dat het goed gaat houd ik mij voor.
Misschien zit hij ergens vast en viert hij zijn verjaardag met koffie en gebak. Beter nog, misschien is hij wel ergens opgenomen.
Dat hij mij niet heeft laten weten dat hij vastzit of is opgenomen vind ik niet vreemd, en neem ik hem ook niet kwalijk. Ik kan mij de schuldgevoelens en de drempels wel voorstellen.
Als de tijd daarvoor rijp is, is het altijd vroeg genoeg voor contact, nooit te laat.

De kans dat het helemaal niet goed gaat is net zo groot, of eigenlijk groter. Dat weet ik.
Dan zal zijn verjaardag zijn als alle andere dagen. Op zoek naar drank en onderdak.
En die gedachte, daar aan moeten denken is wellicht de reden dat ik mijzelf het gevoel niet meer toesta.

“Ik kan er helemaal niets mee”, zeg ik nog een keer en leg het deksel terug op de put, voor ik overstroom.