Een uitgesteld afscheid

Pas wanneer hij probeert te spreken herken ik hem. Even trekt hij een wenkbrauw op en verschijnt die ironische glimlach op zijn gezicht. “Rot maar weer op”, is alles wat ik versta.
Er zit een infuus in zijn hals, zijn handen zijn vastgebonden aan het bed. De huid rond het uitgeteerde lichaam doet wasachtig aan. Zijn blik en spraak zijn lodderig, zijn lichtblauwe ogen liggen flets in de kassen.

“Jongen, al val je op straat dood voor me neer, dan stap ik nog over je heen.”
En tot het moment dat ik hem vorig jaar bij toeval aan de telefoon kreeg, zag en sprak ik hem 15 jaar niet meer.
Sinds dit telefoontje spookt het zo nu en dan door mijn hoofd. Overweeg ik om toch weer een keer contact te zoeken. Ik heb de stap niet genomen. Niet omdat ik bang ben voor het aangaan van het contact, maar omdat ik bang ben wat het weer allemaal bij mij los maakt. Ik heb een zwarte, diepe put in mij. Het heeft tientallen jaren gekost om die stinkende put van een deksel te voorzien. En het kost mij zo al genoeg moeite genoeg om het deksel er op te houden.
Ik koester mijn eigen toestand misschien ook wel. De tegenstelling tussen mijn geluk en de diepe frustraties die in mij verscholen liggen. Het stuurt me. Het houdt mij scherp.
Ik heb moeten vechten om te komen waar ik ben. En ik ben dan misschien niet geworden wat ik had kunnen zijn, maar ik ben ook niet geworden zoals hij daar, in dat bed.

De arts van de IC neemt ons apart en geeft een korte resumé van de afgelopen dagen.
Het komt er op neer dat hij, na een conflict bij de opvang van het Leger des Heils de straat op is gegaan, zichzelf een slag in de rondte heeft gedronken en daarna een dodelijke hoeveelheid benzo’s heeft geslikt.
Acht dagen geleden is hij meer dood dan levend het ziekenhuis binnengebracht. Compleet vergiftigd, een zware longontsteking en in coma.
Omdat de artsen niet de hoop hadden dat een lichaam dat al 35 jaar lang gesloopt wordt door overmatig alcohol gebruik dit zou kunnen overleven was overleg nodig.
Deze ochtend kwam hij toch weer bij en een uur geleden ging hij van de beademing.
De onrust van het delier wordt met medicatie onderdrukt. Ironisch genoeg is dat dezelfde medicatie die hij slikte om er een eind aan te maken.
De verwachting is nu dat hij ook dit weer overleeft.

Het is bijna onwerkelijk, maar als ik terugloop naar de IC woedt er een gevecht in mijn hoofd tussen teleurstelling en opluchting. Teleurstelling, omdat ik mij had voorbereid op afscheid. Ik wil dit ook afsluiten.
Opluchting, omdat ik de kans krijg om het op een andere manier af te sluiten.
26 Augustus wordt mijn broer 50.
Als hij het haalt ga ik naar zijn verjaardag.

3 Reacties

  1. Ontroerend mooi. Herkenbaar ook. En dat is dan wel weer jammer.

  2. Heftig man, sterkte. Wát een uitdaging, en zo’n heel langdurige, stroperig uitsmerende, vretende, grotendeels het zwijgen opgelegde… tjonge.
    en dank voor het delen wilde ik ook nog zeggen omdat het heel intiem voelt, dit inkijkje wat je geeft. wat zeg ik, deze inkijk.
    Heel veel sterkte en wie weet een klein wonder van toenadering, alsnog… mogelijk niet mogelijk mogelijk wel…

Zeg het maar!

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.