– Goed, zo. Nou. Dat is dat. Nu nog snel even de Jumbo door en dan hebben we het weer gehad voor een week.
– Hadden ze niet genoeg bij de Appie?.
– Als jij nou even wat wijn pakt, dan ren ik even door de non-food.
– Wat voor wijn?
– Wat voor wijn? Je weet toch wel wat voor wijn je drinkt? Gewoon, die we altijd hebben.
– Ja, gewoon? Hoe heet die wijn dan?
– Nou, laat maar weer. Ik pak het zo zelf wel.
– Normaal hebben we toch wijn van de Albert Heijn?
– Die wijn hebben ze hier ook, maar dan goedkoper.
– Als je nou gewoon zegt hoe die wijn heet.
– Ja, man! Jij maakt er altijd weer zo’n probleem van he. Pak nou gewoon die wijn en anders laat je het!
– Hoeveel?
– Hoeveel wat?
– Hoeveel wijn?
– Nou, gewoon, een fles.
– Zohoo, een hele fles? Krijgen we visite?
– Weet je. Je kunt ook gewoon buiten wachten hoor!
– Het regent.
– Ik heb hier heel weinig zin in Joop! Verdomme, gewoon even gezellig boodschappen doen, is dat nou zo’n moeite?
– Die mevrouw wil er langs.
– Wat?
– Die me-vrou-houw wil er langs! Je staat in de weg, met je kar. Die mevrouw kan er niet langs!
– Nou, jezus hee, doe normaal man! Je trekt die kar toch niet zomaar uit mijn handen!
– Ja! Nou! Ga dan ook uit de weg.
– Waarom ga jij nou eigenlijk mee? Blijf toch gewoon thuis! Sacherijn!
– Sacherijn? Ik vraag gewoon wat ..
– Gewoon?? Gewoon?? Noem jij dat gewoon??
– Ja, gewoon ja. Ik vraag gewoon welke wijn ik moet pakken.
– Ja, ja.
– Ja.

*****

– Je zou toch naar de non-food?
– Ja.
– Dat is hier toch niet?
– Nee, ik ga eerst een fles wijn pakken.
– Zal ik dan naar de non-food?
– Wat jij wil.
– Wat moeten we hebben?
– Afwasmiddel.
– Wat voor afwasmiddel?